Verslaafd aan jou(7)
Ik liet mijn handtasje en de tas waar mijn gewone schoenen in zaten in de onderste la van mijn metalen bureau vallen, en zette de computer aan. Ik had een paar spullen meegenomen om mijn omgeving een beetje persoonlijk te maken, en ik haalde ze tevoorschijn. Het ene was een ingelijste collage van drie foto’s: Cary en ik op het strand van Coronado Beach, mijn moeder en Stanton op zijn jacht aan de Franse Rivièra, en mijn vader aan het werk in zijn politiewagen van het korps van Oceanside, Californië. Het andere was een kleurig arrangement van glazen bloemen dat Cary me die ochtend had gegeven als ‘eerste dag’-geschenk. Ik zette het naast de foto’s, en leunde achterover om te kijken hoe het stond.
‘Goedemorgen, Eva.’
Ik stond op om mijn baas te begroeten. ‘Goedemorgen Mr. Garrity.’
‘Alsjeblieft, noem me maar gewoon Mark. Kom even mee naar mijn kantoor.’
Ik volgde hem naar de overkant van de gang, en bedacht opnieuw hoe goed mijn nieuwe baas eruitzag, met zijn glanzend bruine huid, verzorgde ringbaardje en lachende bruine ogen. Mark had een mooie hoekige onderkaak en een charmante scheve lach. Hij was slank en gespierd, en hij had een zelfverzekerde houding waarmee hij vertrouwen en respect inboezemde.
Hij gebaarde naar een van de twee stoelen die voor zijn bureau van glas en chroom stonden, en wachtte tot ik zat voordat hij zich in zijn Aeron-bureaustoel liet zakken. Tegen de achtergrond van een blauwe lucht en wolkenkrabbers zag Mark eruit als een man die alles al had bereikt. Toch was hij nog maar een junior accountmanager en was zijn kantoor een hok vergeleken met dat van de directeuren en leidinggevenden, maar met het uitzicht was in elk geval niets mis.
Hij leunde achterover en glimlachte. ‘Ben je al een beetje gesetteld in je nieuwe appartement?’
Ik was verrast dat hij dat nog wist, maar wel aangenaam verrast. Ik had hem tijdens mijn tweede gesprek ontmoet, en had hem meteen aardig gevonden.
‘Grotendeels,’ antwoordde ik. ‘Nog een paar verdwaalde verhuisdozen hier en daar.’
‘Je komt uit San Diego, toch? Leuke stad, maar wel heel anders dan New York. Mis je de palmbomen niet?’
‘Ik mis de droge lucht. Aan die vochtigheid hier moet je wel even wennen.’
‘Wacht maar tot de zomer begint.’ Hij glimlachte. ‘Goed... dit is jouw eerste dag, en jij bent mijn eerste assistente, dus we moeten er maar gaandeweg achterkomen hoe het allemaal moet. Ik ben er niet aan gewend om dingen te delegeren, maar ik pik het vast snel op.’
Ik voelde me meteen op mijn gemak. ‘Zeg het maar, ik wil graag dingen voor je doen.’
‘Dat ik jou nu heb, betekent voor mij een grote stap vooruit, Eva. Ik hoop dat je het leuk zult vinden om hier te werken. Drink je koffie?’
‘Koffie vormt een belangrijk onderdeel van mijn dagelijkse voedingspatroon.’
‘Ah, een assistente naar mijn hart.’ Zijn glimlach werd breder. ‘Ik ga je niet vragen koffie voor me te halen, maar ik zou het niet erg vinden als je me zou helpen uit te vogelen hoe die nieuwe eenkopskoffiezetapparaten werken die ze pas in de kantines hebben gezet.’
Ik grijnsde. ‘Komt voor elkaar.’
‘Het is wel treurig dat ik nu even niets anders voor je heb, hè?’ Hij wreef schaapachtig in zijn nek. ‘Als ik je nou eens de projecten laat zien waar ik op dit moment aan werk, en dan gaan we van daar verder?’
De rest van de dag ging als in een waas voorbij. Mark had besprekingen met twee klanten en een lange vergadering met het ontwerpteam over conceptideeën voor een vakschool. Het was fascinerend om nu eens van dichtbij mee te maken hoe de verschillende afdelingen het stokje van elkaar overnamen om een reclamecampagne vanaf het eerste voorstel tot de uiteindelijke realisatie tot een goed einde te brengen. Ik zou vast langer zijn gebleven, gewoon om een beter idee te krijgen van hoe de verschillende kantoren waren ingedeeld, maar om tien voor vijf ging mijn telefoon.
‘Met het kantoor van Mark Garrity, u spreekt met Eva Tramell.’
‘Kom als de sodemieter naar huis zodat we dat drankje kunnen gaan drinken zoals je gisteren hebt beloofd.’
Ik moest glimlachen om de gespeelde strengheid van Cary. ‘Oké, oké. Ik kom eraan.’
Ik sloot mijn computer af en vertrok. Toen ik bij de liften kwam, haalde ik mijn mobieltje tevoorschijn om ben onderweg naar Cary te sms’en. Er klonk een zoemer om aan te geven dat de lift er was, en ik ging alvast voor de deur staan. Ik richtte me weer even op mijn mobieltje om op ‘verzenden’ te drukken. Toen de deuren opengingen, deed ik zonder te kijken een stap vooruit. Pas in de lift keek ik op en blauwe ogen ontmoetten de mijne. Mijn adem stokte.