Verlossing(18)
De agent keek dus nogal op toen de dienstdoende officier persoonlijk binnenkwam en hem vroeg de vrouw naar Geweldsdelicten te brengen, waar ze moesten vragen naar brigadier Hans Petter Haneborg.
Hans Petter stak zijn hoofd even om de deur en meldde dat hij nog niets speciaals op zijn bureau had, dus dat hij even een uurtje sociaal werk ging doen voor een verslaafde die dacht dat er iemand was vermoord. Hij voegde eraan toe dat hij daartoe een vriendelijk verzoek had gekregen van de officier van dienst, die toevallig een jaargenoot van hem was geweest op de politieacademie. Halvor zag verband met het rapport dat op zijn bureau lag en zei: ‘Laat het me meteen weten als ze denkt dat het slachtoffer is omgebracht met een overdosis.’ Hans Petter keek hem even vragend aan, maar omdat de baas hem verder geen blik waardig leek te keuren, schudde hij zachtjes zijn hoofd en trok dat terug uit de deuropening.
Halvor was nu klaar voor zijn gesprek met Andersen. Hij stond op en liep de paar meter naar het kantoor van de commissaris. Hij knikte vriendelijk naar de wachtruimte, die blij leek te zijn om hem weer te zien, en klopte op de deur.
‘Kom binnen, Heming!’
Zoals hij daar met rechte rug achter zijn bureau troonde, deed Andersen sterk denken aan een beroepsmilitair. Halvor glimlachte, zoals altijd wanneer hij de baas van de afdeling in die houding zag zitten: hij was de enige die Halvor kende die in de houding kon zítten. Ook ditmaal slaagde hij er als ondergeschikte in geen ‘plaats rust!’ te roepen, vooral omdat Andersen verrassend genoeg ook glimlachte.
‘Goed om je weer te zien, Heming, zeker nu Kristine is waar ze is. Ik stel voor dat we alles vergeten wat met vakantie en weggegooide mobiele telefoons te maken heeft en meteen ter zake komen.’
‘Lijkt me prima, Andersen. Hoe ging het bij de grote baas?’
‘Hij wil een ander korps een intern onderzoek laten uitvoeren naar de zaak-Kristine, en had al met Asker/Bærum gesproken. Hij is er natuurlijk net als wij op gebrand dat we zorgvuldigheid betrachten als het om onze eigen mensen gaat. Het is mogelijk dat we mensen voor het onderzoek uitlenen, maar het wordt geleid door onze westerburen.’
‘Dat verwachtten we toch al?’
‘Ja. Kristine was zaterdag trouwens onderweg naar een ontmoeting met een verslaafde in de zaak die je daar in je hand hebt. Dat is dus niet gelukt. Hans Petter verdient een pluim dat hij zijn vakantie na die aanval heeft geannuleerd. Daardoor heb je deze week toch de beschikking over het geplande aantal mensen. Ik wil dat je deze zaak voorrang geeft boven wat er verder nog op je bureau ligt. Jullie hebben drie dagen om erachter te komen of het echt zo erg is als het lijkt. Als dat zo is, breekt de hel los over ons allemaal.’
Halvor begreep wat hij bedoelde. Ze hadden het over mensen helemaal onder aan de maatschappelijke ladder en als het werkelijk om bewuste moorden ging, had het wel erg lang geduurd voordat ‘het systeem’ dat had ontdekt en aangepakt. Een heleboel rouwende nabestaanden hadden dan alle reden om de gezondheidszorg en de politie verwijten te maken. Dit had alles in zich om mensen in problemen te brengen, tot aan de minister van Justitie en het Storting toe.
Hans Petter zat op zijn kantoor te wachten toen hij terugkwam. De lange brigadier had zijn ene been over het andere geslagen, een arm over de rugleuning van de stoel gelegd en staarde door Halvors raam naar buiten. Zijn ogen leken gevestigd op het een of ander in het dikke wolkendek boven de Ekeberg. Misschien zag hij Kristine daar, dacht Halvor. De inspecteur had allang begrepen dat Hans Petter Kristine ook best buiten werktijd zou willen zien.
Halvor schraapte zijn keel en zijn collega draaide zich om.
‘Ik heb een groepsbijeenkomst belegd om twee uur.’
‘Ik weet het,’ zei Hans Petter, ‘maar je zei dat je het wilde weten als ze dacht dat er iemand was vermoord met een overdosis. Ik begrijp niet hoe je aan die ingeving komt, maar, ja, dat was precies wat ze zei. Haar vriend, gisteravond, zei ze.’
‘Mijn ingeving zit hierin,’ zei Halvor, en hij tikte op de map die hij op het bureau had gelegd. ‘Is ze nog op je kantoor?’
‘Nee. Ik heb haar beneden bij de meldbalie achtergelaten om haar spullen weer op te halen. Haar zaak is niet ernstig genoeg om haar in hechtenis te nemen. Ik wilde jou even vragen of ik tijd moet steken in het schrijven van een rapport over wat ze vertelde. Het leek mij een heel normale overdosis, maar ze is er vast van overtuigd dat er iets door het spul was gemengd waarvan hij een shot had genomen.’
‘Laat dat rapport maar even zitten. Hou haar meteen tegen. Bel de balie en vraag of ze daar nog is. Zo niet, dan vraag je een patrouillewagen om je op te pikken en te helpen zoeken. Bel me als je kunt, dan praat ik je bij. Maar eerst moet je me de naam bezorgen van haar vriend.’