Verlossing(17)
Het plexiglas hield in eerste instantie stand, maar de zenuwen van de mensen die om haar heen stonden niet. Die verschrompelden als sneeuw voor de zon, terwijl de agent achter de balie met open mond toekeek. De aanval was zo’n volslagen verrassing dat het zes, zeven fatale seconden duurde voordat de drie agenten die in het kamertje achter de meldbalie aan de koffie zaten, begrepen dat de situatie hun aanwezigheid vereiste. Die tijd had de vrouw gebruikt om haar tweede klap beter te richten, terwijl de wachtenden aan de andere kant van de ruimte steun zochten bij elkaar. Ditmaal slaagde ze er warempel in een paar barsten te veroorzaken, waarvan de langste, toen hij eenmaal uitgecraqueleerd was, helemaal van de plafondlijst tot aan de tweerichtingsspeaker in het loket liep.
Maar toen was de eerste agent in het achterkamertje dan ook tot leven gekomen. Vanaf dat moment kostte het hem maar drie, vier tellen om voor de onbekende vrouw te gaan staan. Hij besefte meteen dat hij zich misschien wel in de gevaarlijkste situatie bevond sinds hij als aspirant-agent was begonnen. Toen ze zich naar hem toe keerde en een nieuw slachtoffer zag voor haar uitzinnige razernij, zag hij maar één uitweg. Op het moment dat zij met haar tas uithaalde voor een nieuwe klap, bukte hij en stortte hij zich met zijn hoofd en bovenlichaam in een wanhopige tackle van haar onderbenen. Dat had het gewenste effect: haar levensgevaarlijke arm verloor alle kracht en ze viel achterover.
Toen waren zijn beide collega’s er. Ze wisten de vrouw op te vangen voordat ze op de tegelvloer klapte en daarna was alles routine. Met drie man boven op zich gaf ze het op; ze liet zich omdraaien en probeerde zich niet eens los te wringen toen de handboeien om haar dunne onderarmen dichtklapten.
De map die Halvor in zijn postvakje vond, was niet van de volle soort. Er zat alleen maar een rapport van drie kantjes in en twee velletjes met getallen, tabellen en lijndiagrammen.
Halvors oog viel op een tabel waarboven stond: gevallen van overdosis in juni/juli 2009, vergeleken met eerdere jaren. Hij wist dat de jaartotalen doorgaans tussen de 70 en 80 lagen; dat betekende dat er ongeveer elke vijf dagen een inwoner van Oslo werd begraven die aan de heroïne ten prooi was gevallen. Dat was een hoog aantal in verhouding tot het bevolkingsaantal, en Halvor wist dat Oslo in dit opzicht een van de slechtste steden van Europa was, maar hij kon niet goed verklaren waarom het zo was.
In 2005 tot 2008 varieerden de getallen voor juni/juli tussen de 14 en 19, zag hij. Erg genoeg, natuurlijk, maar hij wist dat de cijfers ’s zomers altijd omhooggingen omdat de gebruikers vaker buitenshuis een shot namen, in bossen en parken of aan de randen van de stad, waardoor er minder mensen waren die alarm konden slaan en de ambulances meer tijd nodig hadden om hen te bereiken.
Toen Halvor bij 2009 het getal 31 zag staan, begreep hij waarom de zaak op zijn bureau was beland. In het bijgaande rapport las hij bovendien dat het aantal overdoses in juni/juli sinds het begin van de registratie nog nooit hoger dan 21 was geweest. Er was voorlopig geen duidelijke verklaring voor het hoge aantal in 2009. De analyses van de Nationale Recherche hadden bijvoorbeeld niet aangetoond dat er bijzonder zuivere heroïne in omloop was, terwijl de Narcoticabrigade de afgelopen maanden de indruk had dat de markt stabiel was. Dus de verklaring kon ook niet liggen in een lange drooglegging, gevolgd door een lage heroïnetolerantie.
In april 1986, toen Halvors oudere zus Elin haar laatste shot had genomen in de heuvels boven de Zeevaartschool, waren er maar vier doden. Dat getal en nog een heleboel andere feiten in verband met Elins dood zou hij waarschijnlijk tot aan zijn eigen dood toe onthouden. Tot aan het moment dat ze uit huis werd gegooid, was zijn zus zijn trouwe verdediger en steunpilaar geweest in de steeds fellere strijd met zijn vader en Halvor voelde het verdriet na 23 jaar nog altijd als een klomp in zijn middenrif.
Hij wist ook dat de chef van de afdeling Geweldsdelicten wist wat er met zijn zus was gebeurd, en hij vroeg zich af of juist hij daarom deze zaak kreeg. Halvor merkte dat de ader onder zijn slaap waarschuwend begon te kloppen en hij begreep dat Andersen, gewoontegetrouw, weer in de roos had geschoten.
De vrouw zat nog steeds met de handboeien om in het verhoorkamertje een paar meter voorbij de meldbalie. De agent die daar bij haar was, was er niet gerust op dat ze voldoende gekalmeerd was om ze af te doen. Nu zat ze wel heel rustig, met haar ogen afwezig omlaag naar het blad van de tafel voor haar, maar hij had geen idee wat er zich onder die donkerblonde haardos afspeelde. Het enige wat ze tot nu toe had gezegd was dat ze een rechercheur van moordzaken wilde spreken.
Hij wist nog even niet wat hij met haar aan moest. Een collega was naar de dienstdoende officier gegaan om te vragen of ze haar in voorarrest moesten zetten wegens het aanvallen van een ambtenaar in functie of dat ze alleen proces-verbaal moesten opmaken en haar dan laten gaan. Ze had per slot van rekening, wonderbaarlijk genoeg, alleen maar plexiglas beschadigd. Uit haar personalia, die ze uit haar tas onder een laagje afgebrokkelde baksteen hadden opgegraven, bleek dat ze met een oude bekende van doen hadden: op haar strafblad stond dat er twee keer hasj bij haar in beslag was genomen en dat ze een boete had gehad wegens het bezit van heroïne. Het zakje heroïne dat ze deze keer in haar tas hadden aangetroffen, was in beslag genomen en aan het dossier toegevoegd.