Troost en Geluk(19)
'O.' Schamper glimlachend schudde hij zijn vinger naar haar. 'Het doet er ook niet toe. Ik tel weer mee. Wil jij het lezen en me zeggen hoe je het vindt?'
'Ja, natuurlijk.' Het was bijna zes jaar geleden dat hij voor het laatst had gevraagd of ze iets van hem wilde lezen. Het kon wel weer zes jaar duren voordat ze nog eens de kans kreeg, behalve als ze uitsluitend bejubelde wat hij had geschreven. Hoe dan ook, dit moest beter zijn dan zijn laatste drie romans, anders zouden ze het niet hebben genomen. 'Speelt het zich weer af in het noorden?'
'Nee. Nee.' Hij klonk weer verongelijkt. 'Dat is een gepasseerd station voor me. Ik heb je dat al jaren geleden verteld.' Hij boog zich naar haar toe. 'Luister, Connie. Ik heb dit al eens gezegd en nu zeg ik het weer. Ik zal nooit het stempel krijgen van streekromanschrijver, zelfs al had ik geen succes in een ander genre. Maar dat heb ik wel.' Hij gebaarde heftig in de richting van het bureau. 'Ik wist het wel... Streekromans!' Hij begon weer te ijsberen. 'Die stellen niets voor.' Hij draaide zich om en stak een priemende vinger naar haar uit: 'Onze Harry kan praten tot hij erbij neervalt over de kwaliteiten van Hardy en Bennet en de rest van de oude garde en ook van de nieuwe garde, mensen zoals Fillman en Cooksy. Die manier van schrijven is passé. Ze komen me de neus uit. En Harry ook wanneer hij doordraaft over de charme van de achterafstraatjes en pronte vrouwen met harten van goud. Van die Tyneside-personages, die zo trots zijn op hun dialect dat niemand ter wereld verstaat, behalve hun eigen soort. Je moest eens horen wat ze in het zuiden zeggen over dat volk. Die kijken op ze neer als een oudgediende van Eton op een moderne middelbare scholier. Beleefd neerbuigend. Ze krijgen zelfs het etiket 'eerzaam' opgeplakt. Ik weet waar ik het over heb. Ik heb mijn portie gehad met mijn eerste boek. Jij zou het ook moeten weten, trouwens
Hij bereed weer zijn stokpaardje; het protest tegen het milieu van zijn jeugd. Ze had net als Harry tegen hem kunnen zeggen: 'Je hebt maar één goed boek geschreven, je eerste, en dat barstte van de noorderlingen. Van mensen uit het noordoosten, niet uit de Yorkshire Dales of Cumberland, maar het samenraapsel van noorderlingen dat de steden aan beide zijden van de rivier bevolkte.' Maar het had geen enkele zin om zout in de wonde te strooien. Hij bleef verbitterd dat hij geen erkenning kreeg. Hij was teruggekeerd naar zijn geboorteplaats met de illusie dat hij daar gevierd zou worden... al was het maar als jongen uit de streek die het ver geschopt had. Maar na één korte vermelding in The Journal verdween zijn naam in de archieven, voor het geval dat hij ooit nog eens iets zou doen wat de moeite waard was.
Plotsklaps hield hij op met ijsberen en praten en bleef naar het manuscript staan staren. Vervolgens keek hij naar haar en zei: 'Ik wil het onze Harry vertellen. Ben je in de stemming om vanavond bij ze langs te gaan?'
'Ja. Ja, natuurlijk.'
'En dan nemen we Peter ook mee. Waar is hij, trouwens?'
'O, hij is een beetje gaan joggen, maar hij zal zo wel terug zijn. Hij gaat graag naar Harry.'
'Ja. Ja, hij gaat graag naar Harry.' Er klonk weer bitterheid in zijn stem.
Toen ze opstond besefte ze dat ze weer iets verkeerds had gezegd. Het lukte zelden om meer dan een paar minuten met elkaar te praten zonder dat ze iets verkeerds zei.
Hij liet haar gaan zonder nog iets te zeggen. Ze liep naar haar slaapkamer en ging op het bed liggen. Denkend aan gisteren hoorde ze Peter weer zeggen: 'Het is niet hetzelfde als hij ook komt.' Ze wist dat het waar was en ze vroeg zich af of ze, daar in dat huis, op zichzelf en met zichzelf zou kunnen leren leven.
5
Vier kamers op de begane grond van een twee verdiepingen hoog gebouw; een van de tachtig identieke huizenblokken die Bickley Street vormden. Net zoals iedereen in die straat had Harry het over zijn 'huis' en niet over een flat. De zitkamer was gelijk aan duizenden andere zitkamers in de stad. Hetzelfde meubilair stond in de etalage van al die winkels die openlijk gespreide betalingen aanprezen. Het was in alles het tegengestelde van Constance' woonkamer. Niettemin voelde ze zich hier altijd thuis, waarschijnlijk omdat Millie en Harry zo hartelijk waren, en deze avond nog meer dan anders.
Harry was oprecht verheugd geweest over het goede nieuws van zijn broer, hoewel Constance wist dat Jim later zou zeggen dat Harry maar had gedaan alsof en dat hij eigenlijk kookte van woede.
Terwijl ze theedronken had Harry lachend grappen gemaakt over wat Jim allemaal zou doen als dit boek in de top tien zou komen en dan verfilmd zou worden. Dat was ook gebeurd met zijn eerste boek en dit was de comeback na jaren van vergetelheid. Constance wist dat Jim deze vergelijking van zijn broer niet bepaald had gewaardeerd, maar hij had zuur gegrijnsd.
Ineens knalde de voordeur open, daarna die van de woonkamer, en Ada stormde binnen. Ze smeet haar handtas op het dressoir, deed haar jas uit, knoopte haar hoofddoekje los en begroette iedereen met een hoge, giechelende stem: 'Kijk nou! Een stamvergadering. Hallo oom. Dag tante Connie. O, hallo, ouwe reus.' Ze groette Peter met een militair saluut. Toen ze achter haar moeder aan naar de bijkeuken liep woelde ze in het voorbijgaan door het haar van haar vader en zei: 'Hallo, liefde van mijn leven.'