Troost en Geluk(15)
'Nou...' Sean nam weer het woord. Hij ging naast zijn zoon staan en zei: 'Het is een goede prijs voor zo'n huis. Vijftienhonderd willen we ervoor hebben.'
Constance keek weer naar het gezicht van de grote man. Hij staarde zijn vader aan. Zijn mond was iets geopend alsof hij wat wilde gaan zeggen, maar toen keek hij weer naar haar en wachtte.
Een huis van de standing van Shekinah Hall was rond de zesduizend pond waard als het dichter bij de stad zou liggen en noodzakelijke voorzieningen zou hebben zoals water, elektriciteit en sanitair. Dit huis was solide, maar stond op een heel onbereikbare plek in Northumberland. Ze vroegen nog te veel. Zelf had ze aan duizend pond gedacht. Waarschijnlijk hadden ze eerst meer gevraagd dan vijftienhonderd, want het gezicht van de zoon verried dat zijn vader hem had verrast.
'En dan alleen als u direct beslist. Het is eigenlijk tweeduizend waard.' Sean O'Connor liep naar de haard en Constance lette op het gezicht van zijn vrouw. Hij keek haar niet aan, maar vervolgde: 'We zijn genoodzaakt het te verkopen, anders zouden we er niet over peinzen. Geen seconde. Maar nood breekt wet.'
'Alstublieft, uw thee.' Florence O'Connor gaf Constance een kop-en-schotel met een blauw randje. Constance en Peter hadden net een hele thermosfles leeggedronken, maar beleefd als altijd nam ze de thee aan en zei: 'Heerlijk, dank u.' Ze zag Peter hetzelfde doen. Ze was blij dat hij niet weigerde, hoewel hij niet dol was op thee.
Ze bracht het kopje naar de mond en wilde net een slokje nemen toen ze merkte dat Vincent O'Connor haar nog altijd aanstaarde. Ze staarde terug en toen ze sprak was het tegen hem, en niet tegen zijn vader: 'Geeft u me even bedenktijd? Ik... zal u vanavond schriftelijk mijn beslissing laten weten.'
Hij bleef naar haar staren, zei toen 'Oké', draaide zich om en verliet abrupt de kamer. In de deuropening boog hij routineus zijn hoofd.
Het volgende moment werd haar aandacht getrokken door de grote vrouw die bij het raam zat. Ze knoopte haar manchetten weer los en rolde haar mouwen op. Ze hees haar zware lijf overeind en zei tegen niemand in het bijzonder: 'Hij is kwaad. Dat had u niet moeten doen. Uw benen zijn niet lang genoeg om door bergen te dwalen. Dat moet u aan hem overlaten.'
'Hannah!' Florence O'Connor zei haar naam op dezelfde toon zoals ze zoëven haar dochter had toegesproken. Het was een terechtwijzing die verder geen woorden nodig had.
Hannah bleef even in de deuropening staan. Haar gezicht was al in de schaduw van de kamer ernaast en haar stem nog maar een gemompel toen ze, nog altijd in geheimtaal, sprak: 'Als je te gulzig eet, komt alles er weer uit. Dus wat heb je daaraan?'
Sean O'Connor kreeg een rood hoofd en keek naar zijn vrouw, die weer naar Constance keek en zei: 'Ach, ik heb u helemaal niets te eten aangeboden. Blieft u een stukje krentencake? Hij is vers van vanmorgen.'
'Nee, dank u. We hebben net onze boterhammen opgegeten op het terras.' Constance wees in de richting waar het huis moest liggen.
Toen Florence weer naar haar man keek die tegen de schoorsteenmantel leunde, gebaarde Constance steels naar Peter, en ze stonden allebei op.
Tegelijkertijd klonk er buiten geroep van jonge stemmen en vlak daarna stormden er twee jongens de kamer binnen. Een van hen leek als twee druppels water op Sean O'Connor; de andere was groter, had donker haar en donkere ogen. Ze werden op de voet gevolgd door een meisje, een tiener met even donker haar als haar broers, bruine ogen en een gezonde, blanke huid. Ze holde naar binnen met geheven hoofd en riep luidkeels: 'Ze hebben me...' Ze verstomde en staarde net als beide jongens naar de twee vreemdelingen die in de keuken stonden. Florence liep naar ze toe en zei: 'Davie, wat zie jij eruit. Waar heb je gezeten?' Vervolgens wees ze naar het meisje en zei tegen Constance: 'Dit is mijn dochter Kathy. Dit is mevrouw Stapleton, Kathy. Ze koopt de Hall misschien.'
'O!' Het meisje knikte naar Constance en zei: 'Hoe maakt u het?'
'Aangenaam kennis te maken,' antwoordde Constance. 'Dit is mijn zoon Peter.'
Het meisje keek naar Peter, zei: 'Hallo' en op dezelfde toon antwoordde hij: 'Hallo.'
'Mijn dochter leert voor verpleegster.' Florence zei het met onverholen trots. 'Ze doet een jaar kinderverpleegkunde en dan kan ze in het General Hospital aan de slag. Ze is nog net geen achttien. Ze heeft haar vrije dag.'
'Zo.' Constance knikte naar het meisje, dat een beetje in verlegenheid gebracht leek, en ze vroeg haar: 'Waar studeer je?'
'In Newcastle.'
'O, dat is waar wij wonen.'
'O, ja?' Het meisje glimlachte nu tegen haar. Vervolgens keek ze naar Peter en zei: 'Wat is de wereld toch klein.' Alsof haar woorden een diepe wijsheid bevatten die hen allemaal met stomheid sloeg bleef het even stil, totdat Constance zei: 'Kom, we moeten gaan. Het was een plezier u te hebben leren kennen, mevrouw O'Connor.' Ze gaf mevrouw O'Connor een hand en ze keken elkaar glimlachend aan. Daarna schudde ze Sean O'Connor de hand. De man was nu opmerkelijk zwijgzaam. Zijn breedsprakigheid scheen hem bij het afscheid nemen in de steek gelaten te hebben. Hij mompelde wat en keek weer in het vuur.