Troost en Geluk(16)
Florence O'Connor ging hen door de twee kleine vertrekken voor naar het erf, waar ze Moira verbood om hen te vergezellen. Ze liepen door het gat van de poort, staken het veldje over en beklommen de heuvel. Ze bleven zwijgen tot ze zeker wisten dat niemand hen meer kon horen en toen zei Peter: 'Het is wel een beetje duur vind ik. En volgens mij vroegen ze eerst nog meer. Ze leken allemaal verrast door de prijs die hij noemde.'
'Ja, dat heb ik ook gemerkt,' knikte Constance. 'Maar hij zei terecht dat het veel meer zou opbrengen als het dichter bij de stad lag.'
'Maar het ligt niet dicht bij de stad... Het punt is vooral of jij het wat vindt.'
'Ja, ik wel. Maar ik moet er nog over nadenken. Het moet helemaal gemeubileerd worden... en in de winter kunnen we hier niet wonen. We moeten dus ook nog iets in de stad hebben en dat betekent dat we twee huizen moeten onderhouden. Op termijn is dat even duur als onze huidige flat.'
'Ja, ja, dat zal wel.' Hij stak zijn hand uit om haar over een hobbel te trekken. Toen bleef hij staan en vroeg haar: 'Wat denk je van die mensen?'
Ze draaide zich om en keek glimlachend neer op het ommuurde gehucht. 'Moeilijk te zeggen. We hebben ze maar even gezien. Ze zijn... heel apart.' Ze schudde haar hoofd. 'Nee, dat is niet juiste woord, maar ik heb nog nooit eerder zulke mensen ontmoet. Zo'n gezin, bedoel ik.'
'Ik ook niet. Maar ze zagen er wel gelukkig uit. Hoe dat meisje kwam binnenhollen achter die jongens aan... Eigenaardig.' Hij keek ernstig. 'Ik had geen idee dat zulke mensen bestonden.' Hij onderstreepte zijn woorden met een breed armgebaar: 'Ze wonen bijna in een ander land, een onbeschaafd... En toch, nee...' Hij schudde heftig zijn hoofd. 'Nee, dat bedoel ik ook weer niet. En achterlijk ook niet. Ach, ik weet niet...'
'Ik voel wat je bedoelt. Ik weet het net zomin als jij. Kom, we gaan terug. Het is nog een heel eind lopen naar de auto.'
Ze hijgde een beetje toen ze om het huis heen liepen en het terras opstapten. Daar stonden ze weer stil, want in de deuropening stond Vincent O'Connor, die blijkbaar op hen had gewacht. Hij kwam langzaam dichterbij en zei plompverloren: 'Mijn vader heeft zich vergist met de prijs.'
'O?'
'U betaalt er geen vijftienhonderd voor, hè?'
'Zoals ik al zei moet ik er eerst over nadenken.'
'Dat zeggen de meeste mensen om eronderuit te komen. Als je erover gaat nadenken, doe je het niet. Ligt het alleen aan de prijs?'
Ze draaide zich om en keek naar het uitgestrekte, woeste landschap: 'Nee. Nee. Niet... alleen daaraan.'
'Ik heb het geld nodig. Dus u mag het hebben voor duizend pond. Alle kosten van overdracht zijn voor u. Ik wil duizend pond schoon in het handje. Maar het punt is dat ik het nu meteen wil.'
Ze keek hem aan. Hij had grijze ogen met bruine vlekjes erin. Ze had de indruk dat het de foute ogen bij dit gezicht waren, en dat gold ook voor zijn mond. Het hoekige gezicht had twee bruine ogen moeten hebben, of ijskoude staalblauwe, en de lippen hadden dun en strak moeten zijn. Het hele gezicht klopte niet. Ze kreeg ook het gevoel dat hij haar, een wildvreemde, duizend pond wilde afdwingen.
'Akkoord.'
Zijn voortanden beten even in zijn onderlip. Het gezicht vertoonde geen glimlach en hij bedankte haar ook niet. Hij zei alleen: 'U doet er een goede zaak mee. Het huis is het meer dan waard.'
'Ja. Ja, ik denk het ook.' Ze keek naar Peter en hield de vraag kort: 'Mee eens?'
'Helemaal.' Hij glimlachte stralend. 'Ik kan niet wachten om erin te trekken. Jammer, dat ik nu net naar...' Hij zweeg even en voegde eraan toe: 'Maar ik kan in de weekends komen.'
'Hoe snel kan ik het geld krijgen?'
Ze keek weg van Peter en concentreerde zich weer op de man. 'O, eh... ik heb nu geen chequeboek bij me. Ik kan dus geen voorschot achterlaten, maar dat kan ik u morgen geven. Kunt u naar Newcastle komen? Ik moet het natuurlijk bespreken met mijn notaris. De betaling moet via hem verlopen.'
'Hoe laat?'
Ze begon te twijfelen, want hij liep wel erg hard van stapel. 'U mag het zeggen,' zei ze. 'Wat u het beste schikt. U moet helemaal naar de stad komen.'
'Ik kan er om tien uur zijn.'
Ze probeerde te glimlachen. Hij verspilde geen seconde tijd. En hij wilde haar duidelijk niet de kans geven om van gedachten te veranderen. Ze zei: 'Ik moet natuurlijk wel eerst een afspraak maken. Ik weet niet of mijn notaris dan tijd heeft.'
Ze zag de donkere schaduw die begon in zijn ogen en als een scherm over zijn gezicht trok. Om die weg te nemen zei ze gauw, alsof ze het had tegen iemand die niets wist van notarissen en hun manier van werken: 'Weet u, het kan niet altijd zomaar. Misschien kan hij ons ontvangen, maar het kan ook zijn dat we pas later een afspraak kunnen krijgen. Als u... als u eerst naar ons huis kunt komen - ik geef u het adres - dan kan ik zeggen hoe of wat. Hoe dan ook kan ik u dan een voorschot geven, als bewijs dat ik het meen.' Ze pauzeerde even en voegde eraan toe: 'Ik neem aan dat u ook een notaris hebt?'