Reading Online Novel

Toen ik je zag(69)



Merlijn heeft vandaag een voetbalwedstrijd en ik heb beloofd dat ik kom kijken. Ik moet opschieten en vraag of Antonie mee wil. ‘Nee, ik blijf thuis. Ik zie jullie straks wel weer.’

Op het voetbalveld word ik gebeld door Barry. ‘Godverdomme Isa, wat een klotezooi.’

Ik sta met andere ouders langs het veld, loop even weg en zeg hem dat ik nu niet kan bellen. Barry onderbreekt me. ‘Geeft niets. Ik wil alleen maar zeggen dat ik een heel goede psychiater voor je weet. Ik stuur je zo wel zijn nummer.’

Na de wedstrijd wil Merlijn graag met een vriendje spelen en gaat daarnaartoe. Ik heb Vlinder inmiddels opgehaald van haar logeeradres en samen gaan we naar huis. Antonie is weer naar bed gegaan en Vlinder en ik rommelen wat in huis. Als ze even een filmpje kijkt, bel ik de psychiater die Barry aanraadde. Hij heeft geen tijd, maar hij weet een collega in Amsterdam die waarschijnlijk wel ruimte heeft. Ik krijg zijn nummer en spreek een bericht in op zijn voicemail.

Maandagochtend om negen uur belt hij terug en die ochtend kunnen we om elf uur terecht. Nadat we Vlinder naar school hebben gebracht, rijden we naar Amsterdam. De psychiater neemt alle tijd en vraagt Antonie het hemd van het lijf. Voor een goede diagnose is veel informatie nodig en ik ben blij dat we eindelijk bij iemand terecht zijn gekomen die kennis van zaken lijkt te hebben.

Antonie is nog wat stug. Niet gek voor iemand die vindt dat er niet zoveel aan de hand is. Hij geeft wel antwoord, maar ik voel aan alles dat hij er het zijne van denkt. Hij antwoordt nu gelukkig wel uitgebreider dan bij de crisisdienst en ik vul aan waar ik denk dat dat nodig is.

Aan het eind van het gesprek gaat het over zijn medicijnen. Antonie slikt nog steeds lichte antidepressiva en daar kijkt de psychiater van op. ‘Daar moet u meteen mee stoppen. Die kunnen averechts werken. Bent u bereid om nieuwe medicijnen te nemen? Die zorgen ervoor dat u zich minder depressief voelt. Het duurt alleen waarschijnlijk wel een week of zes voordat ze gaan werken.’

Zes weken?! Ik voel alle energie uit me wegstromen. Zes hele weken, dat red ik niet!

Dan komt er een uitgebreide vragenlijst. ‘Gebruikt u overmatig veel drank of drugs? Hebt u overmatig veel aankopen gedaan? Hebt u overmatige behoefte aan seks? Zegt het woord “narcisme” u iets?’

Antonie is even stil. Ik ook, en ik kijk de psychiater aan.

‘Nee, dat zegt me niets,’ hoor ik Antonie antwoorden. Maar ik snap wel dat de goede man dit niet voor niets vraagt. Uiteindelijk vraagt hij of Antonie twee keer per week wil komen praten, gedurende een lange periode. Antonie is stil.

‘Wilt u mij het voordeel van de twijfel geven?’ vraagt de psychiater.

Ik kijk opzij. Antonie glimlacht moeizaam, maar toch heb ik het gevoel dat hij langzaamaan ontspant. Na een consult van twee uur zegt hij dat hij dat wel wil. Antonie zal donderdag beginnen, over drie dagen.

‘En wilt u morgen nog terugkomen, alleen?’ vraagt de psychiater aan mij.

‘Natuurlijk,’ zeg ik.



‘Wat vond jij?’ vraagt Antonie als we buiten zijn.

Ik ben me er zeer van bewust van dat ik nu niets verkeerds moet zeggen en stamel: ‘Ja... ik vond het wel een goed gesprek. Ik denk dat deze man kundig is, het is een intelligente man volgens mij, toch?’

‘Mja, dat geloof ik ook wel.’

Oké, dat ging goed.



De volgende dag zit ik er vroeg en vertel alles vanuit mijn perspectief. Aan het einde vraag ik of ik ook hulp kan krijgen. ‘Ik zie nu al tegen die zes weken op, misschien duurt het zelfs wel langer. Hoe moet ik vanaf nu verder?’

Ik heb alles gedaan wat in mijn macht lag en Antonie gebracht tot deze dag, nu moeten anderen hem verder helpen. Hoe ik zelf verder moet weet ik niet.

De psychiater belooft dat hij iemand voor me zal zoeken. Hij waarschuwt me nog. ‘Voor Antonie zal het een lange weg worden. Hij heeft een gecompliceerd ziektebeeld.’

Wat is er nu precies aan de hand met hem, wil ik weten, en waarom gaat het lang duren?

De psychiater legt uit dat Antonie lijdt aan zogenaamd ‘bedekt narcisme’. Mensen met een dergelijk ziektebeeld blazen zich voor de buitenwereld op, terwijl ze zich van binnen klein en minderwaardig voelen. Enerzijds denkt Antonie dat hij alles kan, anderzijds vindt hij dat hij helemaal niks kan. Daarbij heeft hij weinig vertrouwen in mensen.

Ik herken wel iets in wat de psychiater zegt. Die zelfoverschatting van hem heb ik lange tijd juist zo leuk gevonden. Wat heerlijk, dacht ik toen ik hem net kende, onzeker muisje als ik was, iemand die denkt: de wereld is van mij! Maar in de loop der jaren ben ik wel steeds meer gaan zien dat het niet klopt. Dat hij een deurmat van zichzelf maakt of zich juist overschreeuwt. Zijn zelfverzekerdheid was gebaseerd op totale onzekerheid.

De psychiater is ook de eerste die zegt dat Antonie manisch-depressief is. Daar schrik ik van. Het is goed dat het eindelijk wordt benoemd, maar het is toch heftig om te horen.