Tess Gerritsen(110)
Langzaam daalden ze twee verdiepingen af, maar toen waren ze er nog niet. Een derde trap voerde naar het kelderniveau. Maura was nog nooit zo diep in het gebouw geweest. De trap leek naar het binnenste van de heuvel te voeren. Ze rook het aan de lucht en merkte het aan de vochtigheid.
Beneden kwamen ze uit in een reusachtige keuken. Maura zag grote roestvrijstalen fornuizen, een koelcel, en rekken met potten en pannen aan het plafond. Hier werden ’s ochtends hun eieren gekookt en hun broodjes gebakken, maar op dit late uur was er niemand meer aanwezig en was al het serviesgoed opgeborgen.
Opeens bleef Beer doodstil staan. Hij keek met een gefixeerde blik naar een deur en zijn nekharen kwamen overeind. Toen hij gromde, voelde Maura een ijzige huivering van angst over haar rug lopen. Er zat iets achter die deur. De hond nam een aanvalshouding aan.
Opeens sloeg er metaal op metaal. Het galmde alsof iemand bekkens tegen elkaar had geslagen.
Maura schrok zich lam en voelde haar hart bonken. Toen de echo verstierf, merkte ze dat Sansone haar pols vasthield. Ze had niet eens gemerkt dat hij die had vastgepakt. Hij stond naast haar en hield haar pols vast alsof het zijn taak was haar tot bedaren te brengen.
‘Ik geloof dat ik hem zie,’ zei hij zachtjes. Heel kalm. Hij liet Maura’s pols los en liep de keuken door.
‘Anthony…’
‘Wees niet bang.’ Hij liep naar het kookeiland en verdween uit het zicht toen hij knielde. Ze konden hem niet meer zien, maar wel horen. Hij zei zachtjes: ‘Stil maar, alles is in orde, wij zijn het, wees maar niet bang.’
Maura en Julian keken elkaar nerveus aan en liepen toen ook naar voren. Ze zagen Sansone geknield naast Teddy Clock zitten, die beefde als een riet. De jongen had zijn knieën opgetrokken naar zijn borst en zijn armen eromheen geslagen.
‘Hij lijkt in orde,’ zei Sansone, naar Maura opkijkend.
‘Hij is niet in orde,’ zei ze. Ze hurkte naast Teddy, sloeg haar armen om hem heen, trok hem naar zich toe en wiegde hem zachtjes. Hij was helemaal verkleumd. Zijn huid was ijskoud en hij beefde zo dat ze zijn tanden hoorde klapperen. ‘Stil maar, stil maar,’ suste ze. ‘Bij mij ben je veilig, Teddy.’
‘Hij was hier,’ fluisterde de jongen.
‘Wie?’
‘Het spijt me, het spijt me zo,’ kreunde hij. ‘Ik had ze daar niet moeten achterlaten, maar ik was zo bang. Ik ben gevlucht…’
‘Waar zijn ze, Teddy?’ vroeg Julian. ‘Waar zijn Claire en Will?’
De jongen drukte zijn gezicht tegen Maura’s schouder, alsof hij zich onzichtbaar wilde maken.
‘Teddy, je moet het ons vertellen,’ zei Maura. Ze maakte hem voorzichtig van zich los. ‘Waar zijn ze?’
‘Hij heeft ze in een kelder opgesloten…’ Zijn vingers waren net klauwen, die wanhopig haar armen omklemden.
Ze maakte ze los en dwong hem haar in de ogen te kijken. ‘Teddy. Waar zijn ze?’
‘Ik wil niet naar die kelder!’
‘Je hoeft het ons alleen maar aan te wijzen. We blijven heel dicht bij je. Je hoeft alleen maar aan te wijzen waar het is, meer niet.’
Bevend vroeg de jongen: ‘Mag ik… de hond vasthouden? Mag hij bij mij blijven?’
‘Natuurlijk,’ zei Julian. Hij knielde en gaf Teddy de riem. ‘Hou jij Beer maar bij je. Hij zal je beschermen. Beer is nergens bang voor.’
Teddy leek daaruit voldoende moed te putten om wankelend overeind te komen. Met de riem van de hond in zijn vuist geklemd alsof zijn leven ervan afhing liep hij de keuken door naar een deur. Hij haalde diep adem en duwde de klink naar beneden. De deur draaide open.
‘Dat is een oude wijnkelder,’ zei Sansone.
‘Het is daar beneden,’ fluisterde Teddy. Hij staarde glazig naar de donkere ruimte. ‘Ik wil er niet naartoe.’
‘Dat hoeft ook niet, Teddy. Jij kunt hier op ons wachten,’ zei Sansone. Hij keek Maura aan en daalde toen als eerste de trap af.
Bij iedere tree leek de lucht bedompter te worden. Boven hun hoofd hingen kale peertjes die een gele gloed verspreidden. Ze zagen stapels lege wijnrekken die ooit gevuld moesten zijn geweest met duizenden flessen, ongetwijfeld met de beste Franse wijnen, voor de spoorwegmagnaat en zijn gasten. Die wijn was lang geleden gedronken en de rekken waren nu slechts een aandenken uit die gouden tijd van overvloed.
Onder aan de trap was een dikke deur waarvan de scharnieren aan de stenen muren waren geklonken. De deur van een oude opslagkamer. Maura zei tegen Julian: ‘Ga jij maar terug naar de keuken om Teddy gezelschap te houden.’
‘Hij heeft Beer. Die past wel op hem.’
‘Ik wil niet dat je dit ziet.’
Julian bleef koppig naast haar staan toen Sansone de klink oplichtte. Boven begon Beer te huilen als een wolf. Het hoge, indringende geluid deed rillingen over Maura’s rug lopen. Sansone duwde de deur open. Maura rook de geur die uit het donkere vertrek walmde. De geur van angstzweet. Haar ergste vermoedens werden bevestigd toen ze in de donkere ruimte tuurde. Vier gedaanten lagen op de grond, met hun hoofd en schouders tegen de muur.