Tegenlicht(22)
‘Rood, graag.’
‘En jij?’ vroeg hij aan Lucien. ‘Bier?’
‘Doe mij ook maar wijn.’
Hans beende terug de keuken in en Rosalie parkeerde ons naast elkaar aan de eettafel. Vanaf onze zitplaatsen keken we uit over de bladloze kruin van een plataan die op het pleintje voor het huis groeide. De panden aan de overzijde van de straat werden van onderaf kunstig verlicht: negentiende-eeuwse pracht en praal, hoge ramen, in witte sponningen gevangen vensters met kuiven en glas in lood.
Ik keek om me heen, nam de inrichting in me op. Veel zacht glanzende, gedessineerde stoffen en hout in grijze en whitewash-tinten. Er hing een modern schilderij boven de bank, met felgekleurde penseelstreken die me deden denken aan rondfladderende vogeltjes.
Achter de woonkamer lagen twee slaapkamers, wist ik. De grootste hadden ze zelf in gebruik. Er stond een antiek bed met een barok hoofdbord. De andere kamer was overwegend wit – witte muren en witte gordijnen van het hoge plafond tot op de witte plankenvloer. De kleine kamer deed dienst als logeerkamer voor Noa en Chiel, de kinderen van Laura en haar man Robert.
Hans had ongemerkt de glazen bij onze borden gezet. ‘Eén minuutje nog!’ hoorde ik hem vanuit de keuken roepen.
Rosalie nam tegenover ons plaats, haar onderarmen raakten slechts lichtjes het tafellinnen.
‘Je ziet er stralend uit, Rosalie,’ zei ik.
‘Dank je.’ Nerveus keek ze naar de keuken. Keek weer naar ons en glimlachte.
Er was een discrepantie tussen Hans’ gedrag en de signalen die Rosalie uitzond. Ik vroeg me even af of dat een speciale reden had, maar besefte dat ik haar nog nooit volkomen ontspannen had gezien in het bijzijn van Lucien.
‘Ik hoop dat jullie van mosterd houden.’ Hans serveerde zijn gebonden soep in grote, porseleinen borden. In de soep was een spiraal van room getrokken.
Rosalie liep naar de kast en boog zich over een ouderwets ogende muziekinstallatie. Kort erna kabbelden er Clannad-achtige klanken door de kamer.
Hans nam tegenover mij plaats, hief zijn glas: ‘Op het leven, mensen. Dat het ten volle mag worden geleefd.’
Rosalie deed hetzelfde, keek wat onzeker glimlachend naar Lucien en naar mij en nam een slok. Wij volgden hun voorbeeld.
We aten. We dronken nog een glas. We praatten over koken en de renovatiewerkzaamheden aan monumentale stadspanden in dit huizenblok, en uiterst omzichtig werden ook de Spaanse zomers aangesneden. Het verbaasde me dat ze het überhaupt aandurfden daarover te beginnen. Lucien en ik waren nog nooit in het Spaanse huis van Hans en Rosalie geweest. We wisten van Laura dat de villa een zwembad en verschillende terrassen had, en een fantastisch uitzicht op zee. Ik was behoorlijk nieuwsgierig geworden naar dat huis, maar ik verwachtte niet dat we er ooit een vakantie zouden doorbrengen.
Lucien associeerde Spanje met zijn vaders trouweloosheid, met de loer die de man zijn gezin had gedraaid door met een andere vrouw dan zijn moeder te gaan rollebollen, waarna hij uiteindelijk, na talloze ruzies, de deur van het echtelijk huis achter zich had dichtgetrokken en naar Spanje was gegaan. Dat feit op zich was al heel moeilijk te verwerken geweest voor de toen veertienjarige jongen. Zijn vader die vertrok, die hem, zijn zusje en zijn moeder verliet voor een andere vrouw. Zijn vader die met die vrouw een nieuw leven begon en in het buitenland ging wonen.
Zijn vader die niet meer van hem hield.
Krap een jaar later diende Hans Reinders, doof en blind van verliefdheid en zich slechts beperkt bewust van de schade die hij had aangericht, zijn puberzoon de nekslag toe.
Het dessert bestond uit een plankje met Hollandse kazen, walnoten en een stroperige witte wijn die me goed smaakte. Er waren twee volle uren voorbijgegaan waarin feitelijk alleen maar oppervlakkig was gebabbeld.
Ik voelde me steeds ongemakkelijker worden. Het gekeuvel stond in groot contrast met de spanning die ik maar bleef voelen en die steeds groter leek te worden; eerst alleen bij Rosalie, later pikte ik signalen op dat ook Hans minder op zijn gemak was dan hij deed voorkomen. Soms viel er een stilte, die nauwelijks werd opgevuld door de Clannad-klonen, eerder onderstreept. Dan zag ik Rosalie naar haar man kijken, doordringend, dwingend, alsof ze hem ergens toe wilde aanzetten, waarop Hans zijn hoofd wegdraaide en met een geforceerde glimlach informeerde of we nog iets wilden drinken, of ons wees op een bijzondere toevoeging aan een van de kazen.
Rond halfelf waren we door de gespreksstof heen. Het werd stiller en stiller.
Lucien schraapte zijn keel. ‘Ik ben bang dat we er zo weer vandoor moeten.’ Hij stootte me onder tafel aan.
‘Ja, morgen weer vroeg op,’ viel ik hem bij.
We waren een goed geolied stel. Soms.
Rosalie keek ons geschrokken aan.
Zocht opnieuw oogcontact met haar man. ‘Vertel het hun,’ fluisterde ze.