Tachtig dagen rood(24)
‘Hallo, Londen,’ riep hij naar de menigte, ‘hoe gaat het vanavond?’
Het publiek reageerde door te springen en te juichen.
‘Willen jullie onze speciale gast ontmoeten?’ Hij keek me recht aan op de eerste rij.
Nog meer gejuich. Misschien had Viggo ermee ingestemd als vriendendienst eerder te verschijnen.
‘Wat ben je van plan?’ riep ik terug, maar hij hoorde me niet door het gekrijs.
‘Mijn meisje is hier, vanuit New York,’ riep Chris. ‘Moedig haar even aan, mensen, laat haar naar het podium komen.’
Een van de roadies kwam vanachter het gordijn tevoorschijn met een elektrische viool en sloot hem aan, waardoor het geluid begon rond te zingen. Ik was opgelucht dat het mijn Bailly niet was, want het geluid zou verloren zijn gegaan, zelfs met een microfoon, maar ik had al bijna drie jaar niet op een elektrische viool gespeeld.
Ik kroop onder het touw door dat de moshpit scheidde van het podium. Twee uitsmijters hezen me op, Chris greep mijn hand en trok me naast hem. Ik draaide me om naar de menigte. De energie op het podium was veel uitbundiger dan ik was gewend bij mijn ingetogen klassieke optredens. De ruimte zinderde en was levendig, tintelde van het lawaai en enthousiasme.
‘Volg maar gewoon,’ zei Chris toen hij een nummer inzette dat we vroeger vaak samen speelden. ‘Sugarcane’, een folkritme met een korte vioolsolo met dubbelgrepen voor de begeleidende en de melodielijn – een breed, slepend geluid, zo had ik niet meer gespeeld sinds ik de eerste keer uit Londen was vertrokken.
Ik speelde ook het volgende nummer mee, genoot van de eb en vloed van de muziek die door me heen stroomde en dwong mezelf het podium te verlaten voor hun laatste, ruigere rocknummer dat toewerkte naar een donderende climax op de drums.
Fran stond achter de coulissen op me te wachten nadat ik het podium had verlaten, ze had zich door de menigte gewurmd en de bewaking haar backstagepas en glimlach getoond zodat ze mij kon opvangen. Ze staarde naar Chris terwijl de menigte uit zijn dak ging en de lichten nog een keer over de band flitsten toen ze het podium verlieten; vingers van groen en rood schenen op de hardhouten vloer.
‘Hij is best goed,’ zei Fran.
‘Chris? Ja, weet ik. Hij is totaal iemand anders als hij speelt.’
‘Jij ook.’
‘Echt?’
‘Veel zelfverzekerder, denk ik. En ik zie jullie helemaal in de muziek opgaan, alsof jullie high zijn of zo…’
‘Dat is dan schijn. Altijd heel erg saai geweest op dat gebied. Chris is enorm antidrugs, zegt dat hij zijn creativiteit niet wil verstoren door zijn hersencellen te verneuken.’
‘Daar zit wat in…’
Ik liet haar bij onze jassen achter in de coulissen en ging wat drinken halen, profiteerde van de korte pauze tussen de optredens. In Nieuw-Zeeland waren niet vaak zulke grote concerten en zelfs dan ook alleen in de grotere steden: Auckland of Wellington, soms Christchurch. Geen van beiden waren we thuis vaak naar optredens geweest. Fran leek het allemaal tevreden in zich op te nemen en staarde naar het sterrenplafond van de Academy – nog steeds had ik, na zo veel bezoeken aan de concertzaal, het idee dat ik in de buitenlucht naar een concert keek.
Ik was net op tijd terug om te zien dat de toneellichten uit gingen, behalve één enkele rode spot die het midden van het podium verlichtte. Er ging een valluik open en langzaam kwam er een kooi omhoog met Viggo Franck erin, ineengedoken met zijn handen om de tralies in een uitdagende houding. Hij tilde zijn hoofd op, grijnsde toen de kooi gelijk kwam met de vloer en ik bijna doof werd door het hoge gegil van de vrouwen in het publiek. Er dwarrelde neprook over het podium en toen het was opgelost, was de kooi verdwenen en stond hij met zijn benen wijd in praktisch dezelfde kleren waarin ik hem gisteren had gezien. Laaghangende zwarte spijkerbroek, leren laarzen, een gescheurd t-shirt. Afgezien van zijn status en zijn casanova-uitstraling had hij zomaar elke willekeurig vent in een kroeg in Londen kunnen zijn, maar zeker niet het soort dat je aan je moeder wilde voorstellen.
Hij stond ongeveer anderhalf uur met zijn band op het podium, werkte toe naar een laatste climax met een nummer van zijn eerste album, Underground, een met een krijsende gitaarsolo in het midden die hij op zijn knieën speelde, achteroverleunend met zijn hoofd op zijn enkels. Er werd gezegd dat hij Bikram-yoga beoefende in een speciale saunaruimte in zijn herenhuis en mijn gedachten gingen gelijk met me op de loop toen hij demonstreerde hoe soepel hij was.
Fran gaf me na het concert met haar elleboog een por in mijn ribben, toen we Chris en de anderen opzochten.
‘Je weet toch wel dat je een van de velen zult zijn?’
‘Je gaat er al van uit dat ik met hem naar bed ga.’
‘Ja, dat lijkt me duidelijk. Zolang je maar weet dat je niet de enige bent. Waarschijnlijk niet eens de enige voor vandaag.’