Storm op komst(39)
Weer negeerde Topaz hem. Ze las:
+++
Biecht. San Marco. Amerigo Vespucci.
+++
‘Ah, Amerigo Vespucci!’ riep Paolo uit, toen Topaz de woorden hardop voorlas. ‘Ik heb over hem gehoord. Hij was...’ Zijn stem stierf weg. ‘Wie was hij ook alweer?’
‘Hij was een beroemd Italiaans ontdekkingsreiziger aan wie Amerika zijn naam te danken heeft,’ liet Topaz hem weten. ‘Maar wat heeft hij met de San Marco te maken?’
‘Dat is logisch: hij ligt er begraven.’ Nathan stak weer zijn hand uit naar het perkament.
‘Nee,’ zei Topaz koeltjes. ‘Hij is begraven in Sevilla in Spanje. Ik heb zijn graf bezocht.’ Eindelijk verwaardigde ze zich het bericht aan Nathan te geven. Hij zwaaide het haar uit zijn ogen en griste het uit haar hand.
‘Biecht. San Marco. Amerigo Vespucci,’ herhaalde hij hardop. ‘Een bezoekje aan de kathedraal werpt vast licht op de zaak. Na het eten, natuurlijk... ik ga niet graag op een lege maag aan het werk.’
Zwijgend gingen de vijf agenten op weg naar de Campana. Het was het uur van de dag dat de Italianen de passeggiata noemden: het werk zat erop en iedereen flaneerde op en neer door de straten. Ze schuifelden achter elkaar aan door de menigte. Op een gegeven moment voelde Jake iets achter zich en hij keek om. Hij meende een glimp op te vangen van iets roods, maar hij werd door de menigte voortgestuwd.
Op datzelfde ogenblik glipte de gedaante in de karmijnrode mantel achter een zuil, waar nog iemand in een rode mantel stond te wachten. Vanuit de schaduw keken ze de agenten na, die zich moeizaam een weg baanden naar de kade.
12
Alleen in de tijd
‘Over een uur, hooguit twee uur, zijn we terug,’ kondigde Topaz aan, die samen met Charlie aan dek kwam. Ze had een mantel om haar schouders geslagen, want na zonsondergang was het een stuk frisser geworden.
Jake haalde zijn schouders op. ‘Kunnen we niet beter bij elkaar blijven?’
‘Je wilt toch niet al in je eerste week gedood worden.’
Nathan had een compleet nieuwe outfit aangetrokken en bestudeerde zichzelf in een spiegel met een vergulde lijst die aan de mast hing (en die hij er zelf had opgehangen ‘voor noodgevallen’). ‘Staat deze kleur me?’ vroeg hij, doelend op zijn wambuis.
‘Pauwgroen. Ik zou geen betere kleur voor je weten,’ antwoordde Topaz.
Nathan ging zo op in zijn eigen verschijning dat hij niet doorhad dat ze hem plaagde. Hij draaide zich om naar Jake. ‘Slaat het de kleur van mijn ogen niet dood?’
Jake was geen modedeskundige, maar hij herinnerde zich iets wat zijn moeder wel eens had gezegd. ‘Ik vind dat-ie, eh... je teint mooi accentueert.’
Nathan straalde. ‘Dat heb je fraai gezegd.’
‘Hier, Jake,’ zei Topaz en ze gaf hem een klein flesje aan een zilveren kettinkje.
‘Wat is dat?’
‘Atomium. In de juiste verhouding om naar Punt Nul terug te keren, voor het geval dat nodig is,’ legde ze uit. ‘Mag ik...?’
Jakes hart ging tekeer toen Topaz het kettinkje om zijn nek hing en het flesje onder zijn hemd stopte. ‘Pas goed op jezelf,’ mompelde ze. ‘We blijven niet lang weg.’
De betovering werd verbroken doordat Charlie verscheen. ‘Ik heb een stuk spinaziequiche voor je achtergelaten in de kombuis,’ zei hij. ‘Ik heb hem wel eens lekkerder gemaakt, maar hij is te eten. Ik ben iets te enthousiast geweest met de eieren.’
Na die woorden sprongen Charlie, Topaz, Nathan en Paolo op de kade en verdwenen in de menigte.
+++
Er gingen vier uur voorbij. De avond viel en de maan kwam op. Nog steeds waren ze niet terug. Jake zat op het dek, op het trapje naar de voorsteven. Er woei nu een kille bries vanaf zee. Het oude schip kraakte en de zeilen klapperden in de wind. De kade was vrijwel verlaten. Jake zag het silhouet van twee jonge geliefden die elkaar in een deuropening heimelijk zoenden. Er strompelde een oude dronkaard binnensmonds vloekend voorbij. Toen was het weer stil.
Jake stak zijn hand in zijn hemd en haalde het zilveren flesje tevoorschijn dat Topaz hem had gegeven. Er was een minuscuul embleem van de Wakers in gegraveerd. Hij maakte het voorzichtig open en keek naar de glinsterende inhoud. Hij sloot het flesje en stopte het weer terug.
Zijn oog viel op de stapel trossen naast hem, met zijn schoolblazer die hij er de vorige avond op had neergegooid. De paspoorten! Plotseling herinnerde hij zich dat ze nog in zijn binnenzak zaten. Hij haalde ze eruit en staarde naar de foto’s. Zijn ouders keken glimlachend terug.
Jake zag ze weer voor zich, thuis in de keuken, toen alles nog normaal was: zijn vader die opgewekt maar zonder enig benul van wat hij aan het doen was aan de keukentafel een apparaat uit elkaar haalde, zijn moeder die fronsend de zoveelste culinaire miskleun uit de oven haalde. Bij haar laatste poging een chocoladetaart te maken had Jake de brand met de tuinslang moeten blussen.