Reading Online Novel

Stoner(98)



‘Dan,’ zei Stoner redelijkerwijs, ‘zal ik nog een paar weken wachten. Er zijn nog een paar zaken die ik moet afronden – wat werk dat ik moet doen.’

‘Dat is niet mijn advies, begrijpt u,’ zei Jamison. ‘Dat is beslist niet mijn advies.’

‘Dat spreekt voor zich,’ zei Stoner. ‘En. Dokter... wilt u dit aan niemand doorvertellen, alstublieft?’

‘Nee,’ zei Jamison, en hij voegde daar met enige hartelijkheid aan toe: ‘Uiteraard niet.’ Hij stelde enkele aanpassingen voor van het dieet dat hij hem eerder had gegeven, schreef nog meer pillen voor en bepaalde een datum voor zijn opname in het ziekenhuis.

Stoner voelde helemaal niks. Het was alsof wat de dokter hem verteld had een kwaaltje betrof, een probleempje waarvoor hij alleen maar even een oplossing hoefde te bedenken om gedaan te krijgen wat hij wilde doen. Voor een dergelijk voorval was het tamelijk laat in het jaar. Lomax zou de nodige moeite hebben om een vervanger te vinden.

Door de pil die hij in de kamer van de dokter genomen had, werd hij een beetje onvast op zijn benen en hij vond dat een merkwaardig aangenaam gevoel. Zijn gevoel voor tijd was verstoord. Hij bleek in de lange met parket bevloerde gang te staan, op de eerste verdieping van Jesse Hall. In zijn oren klonk een laag zoemgeluid, als gefladder van vogelvleugels in de verte. In de beschaduwde gang leek een licht dat nergens vandaan kwam op te gloeien en weer te dimmen, te pulseren als het ritme van zijn hart. En terwijl hij welbewust voorzichtig in het wisselende licht en donker voortstapte, voelde hij zijn lichaam tintelen, zich scherp bewust van elke beweging die hij maakte.

Bij de trap die naar de eerste verdieping leidde, bleef hij staan. De treden waren van marmer en precies in het midden was een ondiepe kuil uitgesleten door de voeten die vele decennia op en neer waren gelopen. Ze waren bijna nieuw geweest toen – hoeveel jaren geleden? – hij hier voor de eerste keer had gestaan en naar boven had gekeken, en zich had afgevraagd waar ze hem zouden brengen. Hij dacht na over de tijd en hoe die langzaam verstreek. Voorzichtig plaatste hij een voet in de eerste lichte holte en duwde zich omhoog.

Toen was hij in het kantoor van de medewerkers van Finch. Het meisje zei: ‘Decaan Finch staat op het punt om te vertrekken...’ Hij knikte afwezig, glimlachte naar haar en liep de werkkamer van Finch in.

‘Gordon,’ zei hij vriendelijk, nog steeds glimlachend. ‘Ik zal je niet lang ophouden.’

Werktuiglijk beantwoordde Finch zijn glimlach. Zijn ogen stonden vermoeid. ‘Natuurlijk, Bill, ga zitten.’

‘Ik zal je niet lang ophouden,’ zei hij weer. Hij voelde een merkwaardige kracht in zijn stem. ‘Het geval wil dat ik me heb bedacht – wat betreft mijn pensionering, bedoel ik. Ik weet dat het ongelegen komt. Het spijt me dat ik het je pas zo laat vertel, maar... Nou, alles bij elkaar genomen is dat toch het beste. Aan het eind van dit semester stop ik.’

Hij zag het gezicht van Finch voor zich zweven, rond van verbazing. ‘Allejezus,’ zei hij. ‘Heeft iemand je het mes op de keel gezet?’

‘Niets van dat al,’ zei Stoner. ‘Het is mijn eigen beslissing. Het is gewoon zo – ik ben erachter gekomen dat er nog wél iets is wat ik wil doen.’ En in alle redelijkheid voegde hij daaraan toe: ‘En ik heb wat rust nodig.’

Finch was geïrriteerd, en Stoner wist dat hij daar alle aanleiding toe had. Hij meende dat hij zichzelf nogmaals een verontschuldiging hoorde mompelen. Hij voelde dat die belachelijke glimlach op zijn gezicht bleef staan.

‘Nou,’ zei Finch, ‘ik denk dat het nog niet te laat is. Morgen kan ik de papieren gereedmaken. Ik ga ervan uit dat je weet wat je moet weten over je jaarlijkse inkomen, verzekeringen en dat soort dingen?’

‘O, ja,’ zei Stoner. ‘Daar heb ik over nagedacht. Dat is in orde.’

Finch wierp een blik op zijn horloge. ‘Ik ben al laat, Bill. Kom over een paar dagen nog eens langs en dan regelen we de details. Ondertussen... Nou, ik denk dat Lomax het moet weten. Ik bel hem vanavond.’ Hij grinnikte. ‘Ik ben bang dat het je gelukt is hem een plezier te doen.’

‘Ja,’ zei Stoner. ‘Ik vrees van wel.’

Er was veel te doen in de twee weken die resteerden voordat hij in het ziekenhuis werd opgenomen, maar hij besloot dat hij in staat zou zijn het te doen. Hij zegde zijn colleges voor de komende twee dagen af en voerde overleg met alle studenten bij wie hij verantwoordelijk was voor het begeleiden van onderzoeken, scripties en dissertaties. Hij schreef gedetailleerde instructies die hun de weg zouden wijzen bij het voltooien van het werk waaraan ze begonnen waren en liet kopieën daarvan achter in het postvakje van Lomax. Hij troostte degenen die in paniek raakten door wat ze als desertie van zijn kant beschouwden en stelde degenen gerust die ertegen op zagen zichzelf aan een nieuwe begeleider toe te vertrouwen. Hij merkte dat de pillen die hij had genomen ten koste gingen van zijn helderheid van geest, terwijl ze de pijn verlichtten. Dus overdag, als hij met de studenten sprak, en ’s avonds, als hij de stortvloed van halfvoltooide artikelen, scripties en dissertaties las, nam hij ze alleen als de pijn zo hevig werd dat hij zijn aandacht niet meer bij zijn werk kon houden.