Reading Online Novel

Slaven van de Klau(71)



Misschien vermeden de pottenbakkers die kleur uit bijgeloof, dacht Thomm, of misschien was die kleur alleen bestemd voor het koninklijk huis, zoals bij de oude Chinezen op Aarde, of misschien associeerden ze geel met ziekten of de dood- Deze gedachtentrein bracht hem bij het tweede raadsel: wie waren de pottenbakkers? In Penolpan had men geen ovens om zulk aardewerk te bakken.

Hij ging naar de verkoopster toe, een meisje met een bijzonder lieftallig uiterlijk. Ze droeg de pareu van de Mi- Tuun, een gebloemde sjerp om het middel en biezen sandalen. Haar huid had dezelfde gloeiende tint als de amberkleurige vazen achter haar en ze was slank, rustig en vriendelijk.

Ik vind dit allemaal heel mooi,' zei Thomm. 'Hoeveel kost dit bij voorbeeld?' Hij raakte een hoge karaf aan die lichtgroen geglazuurd was en gestreept met grillige zilverdraden.

De prijs die zij noemde was hoger dan hij verwachtte. Toen ze zag dat hij verrast was, zei het meisje: 'Het zijn onze voorouders, en ze even goedkoop verkopen als hout of glas zou oneerbiedig zijn.'

Thomm keek vragend, maar besloot er niet op in te gaan omdat hij het aanzag voor een ceremoniële vereenzelviging.

'Waar wordt het aardewerk gemaakt?' vroeg hij. 'In Penolpan?'

Het meisje aarzelde en Thomm voelde dat zij er niet over wilde praten. Ze draaide het hoofd en keek naar de Kukmankbergen. 'Ginds in de heuvels staan de ovens; daarheen gaan onze voorouders en de potten komen terug. Verder weet ik niets.'

Thomm zei voorzichtig: 'Praat je er liever niet over?'

Met een schouderophalen antwoordde zij: 'Eigenlijk vind ik het niet erg. Maar wij Mi-Tuun zijn bang voor de Pottenbakkers en de gedachte aan hen maakt ons neerslachtig.'

'Maar hoe komt dat?'

Ze zei met een vertrokken gezicht: 'Niemand weet wat er achter de eerste heuvel ligt. Soms zien we de gloed van de ovens, en soms wanneer er geen doden zijn voor de Pottenbakkers, komen ze de levenden halen.'

Thomm dacht dat als dit waar was, dan was het een zaak waarin het bureau moest ingrijpen, zonodig met de sterke arm.

'Wie zijn die Pottenbakkers?'

'Daar,' zei zij, wijzend. 'Dat is een Pottenbakker.'

Hij zag een man die over de vlakte wegreed. Hij was langer en zwaarder dan de Mi-Tuun. Thomm zag hem niet zo duidelijk, omdat de man in een lange grijze boernoes was gehuld, maar hij leek een bleke huid en roodbruin haar te hebben. Zijn lastdier droeg uitpuilende zadeltassen. 'Wat heeft hij nu gehaald?'

'Vis, papier, textiel, olie - deze goederen heeft hij geruild voor zijn potten.'

Thomm tilde zijn bestrijdingsapparatuur weer op. 'Ik denk dat ik de Pottenbakkers binnenkort eens zal opzoeken.'

'Nee-' zei het meisje.

'Waarom niet?'

'Het is heel gevaarlijk. Ze zijn fel, gesloten-'

Thomm glimlachte. 'Ik zal voorzichtig zijn.'

Covill bleek half in slaap languit in een rieten ligstoel te hangen. Toen hij Thomm zag, hees hij zich rechtop.

'Waar voor de duivel ben jij geweest? Ik heb je toch gezegd dat je de prijsopgave voor die energiecentrale vandaag klaar moest hebben.'

'Ik heb hem op uw bureau gelegd,' zei Thomm beleefd. 'Als u in het kantoor was geweest, had u hem beslist gezien.'

Covill keek hem nijdig aan, maar deze keer had hij geen antwoord. Met een grom ging hij weer liggen. In het algemeen besteedde Thomm weinig aandacht aan de scherpe tong van Covill, omdat hij begreep dat Covill zich gepasseerd voelde door het hoofdkantoor. Covill vond dat zijn capaciteiten hem recht gaven op een belangrijkere post.

Thomm ging zitten en hielp zich aan een fles bier uit Covills voorraad. 'Weet u iets van de pottenbakkerijen daar in de bergen?'

Covill bromde: 'Een bende bandieten, zoiets zijn 't.' Hij boog zich voorover om zijn glas te pakken.

'Ik ben vandaag in de aardewerkbazaar gaan kijken,' zei Thomm. 'De verkoopster noemde de potten "voorouders". Ik vond het nogal vreemd.'

'Hoe langer je tussen de planeten rondhangt,' verklaarde Covill, 'hoe vreemder de dingen die je meemaakt. Ik laat me nergens meer door verrassen - hoogstens nog door overplaatsing naar het hoofdkantoor.' Bitter snuivend nam hij een grote slok bier. Verkwikt ging hij verder, minder kribbig: 'Ik heb wel wat rare dingen over die Pottenbakkers gehoord, maar niets bepaalds en ik heb nooit de tijd gehad om eens te gaan kijken. Het zal wel een godsdienstige rite zijn, ceremonies die bij de dood horen. Ze halen de lijken weg, begraven die tegen betaling of in ruil voor goederen.'

'De verkoopster zei dat wanneer ze geen doden krijgen, ze soms de levenden komen halen.'

'Hè? Wat zeg je?' Covills harde blauwe ogen schitterden in zijn rode gezicht. Thomm herhaalde wat hij gehoord had.

Covill krabde aan zijn kin en hees zich na een poosje overeind. 'Laten we erheen vliegen en eens gaan kijken wat die Pottenbakkers uitvreten. Ik wil er al een hele tijd heen.'

Thomm haalde de kopter uit de hangar, landde voor het kantoor en Cavill klauterde voorzichtig naar binnen. Covills aanval van energie verbaasde Thomm, vooral omdat er een tocht per kopter aan te pas kwam. Covill had een grondige hekel aan vliegen en weigerde gewoonlijk een voet in een vliegtuig te zetten.