Slaap(98)
Ze had verteld dat het om een postbus ging, had geprobeerd zich de naam te herinneren en gemompeld dat die in elk geval niet Russisch was.
Waarom zei ze dat de naam niet Russisch was?
Joona laat zijn legitimatie aan de bewaarder zien en vertelt wie hij wil spreken. Ze lopen samen over de vrouwenafdeling van het huis van bewaring.
De potige bewaarder blijft staan voor een dikke metalen deur. Joona kijkt door het raampje naar binnen. Susanne Hjälm zit stil, met gesloten ogen. Haar lippen bewegen alsof ze zit te bidden.
Als de bewaarder de deur opendraait, gaat er een schok door haar heen en slaat ze haar blik op. Ze begint haar bovenlichaam heen en weer te wiegen als ze Joona binnen ziet komen. De gebroken arm is gezet en de andere ligt om haar middel alsof ze zichzelf probeert te omarmen.
‘Ik wil je spreken over...’
‘Wie zal mijn dochters beschermen?’ vraagt ze hijgend.
‘Ze zijn nu bij hun vader,’ vertelt Joona, en hij kijkt in haar angstige ogen.
‘Nee, nee... hij begrijpt er niets van, hij weet niet... niemand weet het, jullie moeten iets doen, jullie kunnen ze niet zomaar achterlaten.’
‘Heb je de brief die Walter je gaf gelezen?’ vraagt Joona.
‘Ja,’ fluistert ze. ‘Dat heb ik gedaan.’
‘Was die aan een advocaat gericht?’
Ze kijkt hem aan en ademt wat rustiger.
‘Ja.’
Joona gaat naast haar op de brits zitten.
‘Waarom heb je hem niet verstuurd?’ vraagt hij zacht.
‘Omdat ik niet wilde dat hij eruit zou komen,’ zegt ze vertwijfeld. ‘Ik wilde hem zelfs die kans niet geven. Je kunt dit nooit begrijpen, niemand kan het begrijpen.’
‘Ik ben degene die hem heeft gearresteerd, maar...’
‘Iedereen haat mij,’ gaat ze verder zonder acht op hem te slaan. ‘Ik haat mezelf, ik heb niets gezien, ik wilde de agente niet verwonden, maar jullie hadden daar niet moeten zijn, jullie hadden niet achter me aan moeten zitten, jullie hadden...’
‘Herinner je je het adres op de brief nog?’ onderbreekt Joona haar.
‘Ik heb hem verbrand, ik dacht dat het afgelopen zou zijn als ik dat deed, ik weet niet wat ik dacht.’
‘Wilde hij hem naar een advocatenkantoor sturen?’
Het lichaam van Susanne Hjälm beeft hevig en het zweterige haar slaat tegen haar voorhoofd en wangen.
‘Wanneer mag ik mijn kinderen zien?’ jammert ze. ‘Ik moet vertellen dat ik het allemaal voor hen heb gedaan, ook als ze het nooit zullen begrijpen, ook als ze me zullen haten...’
‘Advocatenkantoor Rosenhane?’
Ze kijkt hem met wilde ogen aan, alsof ze al was vergeten dat hij er was.
‘Ja, dat was het,’ zegt ze moeilijk verstaanbaar.
‘Toen ik je er de vorige keer naar vroeg, zei je dat de naam niet Russisch was,’ zegt Joona. ‘Waarom zou die Russisch zijn?’
‘Omdat Walter een keer Russisch tegen me sprak...’
‘Wat zei hij?’
‘Ik kan niet meer, ik kan niet...’
‘Weet je zeker dat hij Russisch sprak?’
‘Hij zei zulke verschrikkelijke dingen...’
126
Susanne gaat op het bed staan van angst, keert zich naar de muur en huilt terwijl ze haar gezicht achter haar niet-gewonde hand probeert te verbergen.
‘Ga alsjeblieft zitten,’ zegt Joona rustig.
‘Hij mag niet, mag niet...’
‘Je hebt je gezin in de kelder opgesloten omdat je bang was voor Walter.’
Ze kijkt hem aan en stampt weer rond op het bed.
‘Niemand luisterde naar me, maar ik weet dat hij de waarheid sprak... ik heb zijn vuur boven mijn gezicht gevoeld.’
‘Ik zou hetzelfde hebben gedaan als jij,’ zegt Joona ernstig. ‘Als ik had geloofd dat ik mijn gezin op die manier tegen Walter kon beschermen, had ik precies hetzelfde gedaan.’
Ze blijft met vragende blik staan en veegt langs haar lippen.
‘Ik zou Walter een injectie Zypadhera geven. Hij had een kalmerend middel gekregen en lag op het bed... hij kon zich niet meer bewegen. Sven Hoffman deed de deur open, ik ging naar binnen en gaf Walter de injectie in zijn bil... Toen ik de pleister opplakte, vertelde ik alleen dat ik klaar was met zijn brief, dat ik niet van plan was hem te versturen, ik zei niet dat ik hem al had verbrand, ik zei alleen...’
Ze zwijgt en probeert zich te concentreren om verder te gaan, houdt haar hand even voor haar mond en laat hem dan zakken: ‘Hij keek me recht in de ogen en sprak Russisch... Ik weet niet hoe hij wist dat ik het verstond, ik heb nooit verteld dat ik in Sint-Petersburg heb gewoond.’
Ze zwijgt en schudt haar hoofd.
‘Wat zei hij?’
‘Hij verzekerde me dat hij Ellen en de kleine Anja zou villen... en dat hij mij zou laten kiezen wie er zou doodbloeden,’ zegt ze en ze glimlacht breed om niet in te storten ‘Patiënten kunnen verschrikkelijke dingen zeggen, je moet heel wat dreigementen aanhoren, maar met Walter is het anders’.