Reading Online Novel

Slaap(101)



De stammen van het berkenbos staan als slanke, jonge engelen in het besneeuwde landschap. De schoonheid van Rusland is bijna beangstigend.

Het is koud en helder en Ljoebimova baadt in winters zonlicht als Joona binnenrijdt en de auto op een sneeuwvrij gemaakt erf voor een landhuis neerzet. Hij heeft gehoord dat de plaats ooit de zomerresidentie van de theaterlegende Stanislavski was.

Nikita Karpin komt de veranda op.

‘Je herinnert je mijn vuile beestje nog,’ glimlacht hij en hij drukt Joona de hand.

Nikita Karpin is een kleine, breedgebouwde man met een mooi verouderd gezicht, een bikkelharde blik en een soldatenkapsel. In zijn tijd als agent was hij een angstaanjagende man.

Formeel gezien maakt Nikita Karpin geen deel meer uit van de veiligheidsdienst, maar hij valt nog steeds onder het ministerie van Justitie. Joona weet dat als er iemand kan achterhalen of Jurek Walter banden met Rusland heeft, het Karpin is.

‘We delen onze belangstelling voor seriemoordenaars,’ zegt Nikita en hij laat Joona binnen. ‘Van mijn kant kun je ze enerzijds beschouwen als putten die je mogelijk kunt vullen met onopgeloste misdrijven... wat praktisch is. Anderzijds moeten we ze ook arresteren om niet incompetent te lijken, wat het geheel compliceert...’

Joona volgt Karpin een grote, mooie kamer in waar het interieur sinds het einde van de negentiende eeuw onveranderd lijkt.

Het oude medaillonbehang glanst als vette room. Boven een zwarte vleugel hangt een ingelijst portret van Stanislavski.

De agent schenkt iets te drinken in uit een grote, beslagen glazen kan. Op tafel staat een grijze kartonnen doos.

‘Vlierbessensap,’ zegt hij, en hij klopt zachtjes op zijn lever.

Op het moment dat Joona het glas met sap heeft gekregen en ze tegenover elkaar zijn gaan zitten, verandert Nikita’s gezicht. De goedmoedige glimlach dooft uit alsof die nooit heeft bestaan.

‘Bij onze vorige ontmoeting... was het meeste nog geheim, maar in die tijd leidde ik een speciaal getrainde groep genaamd “Kopstoot”,’ zegt Nikita zacht. ‘We waren behoorlijk hardhandig... mijn mannen en ik...’

Hij leunt achterover in zijn stoel, waardoor de rugleuning kraakt.

‘Wellicht zal ik ervoor branden in de hel,’ zegt hij ernstig. ‘Tenzij er een engel is die hen die het vaderland verdedigen beschermt.’

Nikita’s geaderde handen liggen op tafel tussen de grijze doos en de karaf met sap.

‘Ik wilde de terroristen in Tsjetsjenië harder aanpakken,’ vertelt hij met ernstige stem. ‘Ik ben trots op onze inzet in Beslan, en wat mij betreft was Anna Politkovskaja een verraadster.’

Hij zet het glas neer en haalt diep adem.

‘Ik heb het materiaal doorgekeken dat jullie veiligheidsdienst naar de fsb heeft gestuurd... Jullie hebben maar bar weinig boven water gekregen, Joona Linna.’

‘Ja,’ antwoordt Joona geduldig.

‘De jonge ingenieurs en constructeurs die naar de kosmodroom Leninsk werden gestuurd noemden we raketbrandstof.’

‘Raketbrandstof?’

‘Alles rondom het ruimteprogramma moest geheim blijven. Alle rapporten waren zorgvuldig gecodeerd. Het idee was dat de ingenieurs nooit uit Leninsk zouden terugkeren. Ze waren de hoogst opgeleide wetenschappers van hun tijd, maar werden behandeld als beesten.’

De kgb-agent zwijgt. Joona schenkt zijn glas bij en neemt een slok.

‘Mijn grootmoeder heeft me geleerd vlierbessensap te maken.’

‘Lekker.’

‘Je hebt er uiteraard goed aan gedaan naar mij toe te komen, Joona Linna,’ zegt Nikita Karpin en hij strijkt over zijn lippen. ‘Ik heb een dossier uit het eigen archief van de Kopstoot geleend.’





130


De oude man haalt een grijze map uit de al even grijze kartonnen doos, slaat de map open en legt een foto voor Joona op tafel. Het is een groepsfoto van tweeëntwintig mannen voor een gepleisterde stenen trap.

‘Deze is in 1955 genomen in Leninsk,’ zegt Karpin, en zijn stem heeft een nieuwe klank gekregen.

In het midden van de eerste rij zit de legendarische Sergej Koroljov rustig glimlachend op een van de bijgetrokken parkbanken. De hoofd-ingenieur achter de eerste mens in de ruimte en de eerste satelliet ter wereld.

‘Kijk naar de mannen achteraan.’

Joona leunt naar voren en gaat met zijn ogen de achterste rij gezichten af. Half verscholen achter een man met warrig haar staat een tengere man met een mager gezicht en lichte ogen.

Joona trekt zijn hoofd weg alsof hij ammoniak heeft ingeademd.

Hij heeft de vader van Jurek Walter gevonden.

‘Ik zie hem,’ fluistert Joona.

‘De administratie van Stalin selecteerde de jongste en meest getalenteerde ingenieurs,’ vertelt Nikita rustig en hij gooit een oud sovjetpaspoort voor Joona neer. ‘En Vadim Levanov was zonder twijfel een van de besten.’