Reading Online Novel

Slaap(100)



‘Al wist hun veiligheidspolitie niets,’ herhaalt Corinne.

Joona pakt zijn mobiele telefoon en gaat op zoek naar een contact dat hij al jaren niet gebeld heeft. Hij voelt hoe hij vanbinnen begint te gloeien als hij beseft dat hij de oplossing van het raadsel Jurek Walter wellicht op het spoor is.

‘Wat ga je doen?’ vraagt Corinne.

‘Met een oude bekende praten.’

‘Je belt Nikita Karpin!’ roept Nathan uit. ‘Ja toch?’

Joona trekt zich terug met zijn mobiel tegen zijn oor. De telefoon gaat met suizende echo’s over en na een hele tijd kraakt het.

‘Heb ik je niet bedankt voor de hulp met Pitsjoesjkin?’ vraagt Karpin bruusk.

‘Jawel, je hebt wat zeepjes gestuurd die...’

‘Is dat niet genoeg?’ kapt hij hem af. ‘Je bent de koppigste jongen die ik ooit heb ontmoet, dus ik had kunnen bedenken dat je me zou storen met een telefoontje.’

‘We hebben hier een ingewikkelde zaak die...’

‘Ik spreek nooit over de telefoon,’ onderbreekt Nikita hem.

‘Als ik een versleutelde lijn regel?’

‘Er bestaan geen lijnen die we niet binnen twintig seconden weten te kraken,’ lacht de Rus. ‘Maar dat doet er niet toe... Ik heb me immers teruggetrokken en kan je niet helpen.’

‘Je hebt vast wel contacten,’ probeert Joona.

‘Zijn er niet meer... en ze weten toch niets over Leninsk, en als ze wat wisten zouden ze het niet vertellen.’

‘Je bent dus al op de hoogte van onze vraag,’ zucht Joona.

‘Natuurlijk, het is een klein land...’

‘Met wie zou ik moeten praten als ik een antwoord zou willen hebben?’

‘Probeer het over een maand weer bij de fsb... het spijt me,’ gaapt Karpin. ‘Maar ik moet Zean uitlaten, we wandelen altijd over het ijs van de Kljazma, naar de zwemsteigers en terug.’

‘Ik begrijp het,’ zegt Joona.

Hij hangt op en glimlacht om de overdreven voorzichtigheid van de oude man. De voormalig kgb-agent lijkt er niet op te vertrouwen dat Rusland veranderd is. Maar misschien heeft hij gelijk. Misschien heeft men alleen de buitenwereld doen geloven dat het de goede kant op gaat.

Het is geen echte uitnodiging, maar voor Karpins doen was dit haast gastvrij te noemen.

Nikita’s samojeed Zean was oud en stierf toen Joona acht jaar geleden op bezoek was. Joona was uitgenodigd om drie lezingen te houden over het werk dat tot de arrestatie van Jurek Walter had geleid. De politie van Moskou zat op dat moment midden in de jacht op de seriemoordenaar Aleksandr Pitsjoesjkin.

Nikita Karpin weet dat Joona weet dat de hond niet meer leeft. En hij weet dat Joona weet waar hij verblijft als hij over het ijs van de Kljazma wandelt.





129


Het is tien voor zeven ’s avonds en Joona Linna zit in het laatste vliegtuig naar Moskou. Als het vliegtuig landt is het al middernacht in Rusland. Er ligt een knisperige kou over het binnenland en door de lage temperatuur is de sneeuw uitermate droog.

Joona rijdt met de taxi door de immense, eentonige buitenwijken. Hij heeft het gevoel dat hij vast is komen te zitten in een rondgang door duistere, grootschalige woningbouwprojecten als de stad eindelijk verandert. Hij vangt nog een glimp op van de prachtige wolkenkrabbers – de zeven zusters van Stalin – als de taxi een achterafstraat in rijdt en halt houdt voor het hotel.

Zijn kamer is zeer eenvoudig en donker. Het plafond is hoog, de wanden zijn vergeeld van de sigarettenrook. Op het bureau staat een elektrische samowar van bruin plastic. Op het kaartje met de vluchtroute aan de binnenkant van de deur zit een ronde brandplek op de nooduitgang.

Als Joona bij het enige raam naar de steeg staat, voelt hij de winterkoude door het glas heen. Hij gaat op de stugge bruine sprei op het bed liggen, kijkt naar het plafond en hoort in de kamer ernaast gedempt praten en lachen. Hij denkt dat het te laat is om Disa te bellen om welterusten te zeggen.

Zijn gedachten wervelen voort, de beelden voeren hem mee de slaap in. Een meisje wacht tot haar moeder haar haar vlecht, Saga Bauer kijkt hem met een hoofd vol snijwonden aan en Disa ligt met halfgesloten ogen te neuriën in zijn badkuip.



Om half zes ’s ochtends trilt de telefoon op Joona’s nachtkastje. Hij heeft met zijn kleren aan geslapen, met alle dekens en dekbedden over zich heen. Zijn neuspuntje is ijskoud en hij blaast op zijn vingers voor hij de wekkerfunctie uit kan zetten.

De lucht aan de andere kant van het raam is nog steeds donker.

Joona loopt naar de foyer en vraagt de jonge vrouw achter de balie een auto voor hem te huren. Hij gaat aan een sierlijk gedekte tafel zitten, drinkt thee en eet warm brood met gesmolten boter en dikke plakken kaas.

Een uur later rijdt hij in een gloednieuwe bmw X3 op de M2 Moskou uit. Zwart, glanzend asfalt raast onder de auto door, het verkeer in Vidnoje is druk en het is al acht uur als hij de snelweg verruilt voor de kronkelende witte wegen.