Slaap(94)
‘Mijn moeder was ziek toen ik klein was... ik herinner me alleen de laatste tijd,’ antwoordt Saga.
‘Is ze dood?’
‘Kanker... ze had een kwaadaardige tumor in haar hersenen.’
‘Mijn deelneming.’
Saga herinnert zich de tranen die in haar mond liepen, de geur van de telefoon, het warme oor, het licht door het stoffige raam in de keuken.
Misschien komt het door de medicatie, door de zenuwen of domweg door Jureks onverbiddelijke blik die invloed op haar heeft. Ze heeft het hier al die jaren nooit over gehad. Ze weet eigenlijk niet eens waarom nu dan wel.
‘Maar papa... hij verdroeg haar ziekte gewoon niet,’ fluistert ze. ‘Hij kon er niet tegen om thuis te zijn.’
‘Ik begrijp dat je boos bent.’
‘Ik was veel te klein om voor mijn moeder te zorgen... ik probeerde haar te helpen met de medicijnen, ik probeerde haar te troosten... ’s Avonds had ze hoofdpijn en dan lag ze maar in de donkere slaapkamer te huilen.’
Bernie kruipt naar Saga toe en probeert tussen haar benen te snuffelen. Ze duwt hem weg en hij rolt zo tegen de plastic palm aan.
‘Ik wil ook vluchten,’ zegt hij. ‘Ik ga mee, ik kan bijten...’
‘Bek dicht,’ kapt ze hem af.
Jurek draait zich om en kijkt naar Bernie, die grijnzend naar Saga zit te loeren.
‘Moet ik je afmaken?’ vraagt Jurek hem.
‘Sorry, sorry,’ fluistert Bernie en hij staat op.
Jurek loopt verder op de loopband. Bernie gaat op de bank tv zitten kijken.
‘Ik zal je hulp nodig hebben,’ zegt Jurek.
Saga geeft geen antwoord, maar denkt dat ze zou liegen als ze zou zeggen dat ze wil vluchten. Ze wil blijven tot Felicia is gevonden.
‘Ik denk dat de mens meer aan zijn familie gebonden is dan enig ander dier,’ gaat Jurek verder. ‘We doen alles om de scheiding uit te stellen.’
‘Misschien, ja.’
‘Je was nog maar een kind, maar je zorgde voor je moeder...’
‘Ja.’
‘Kon ze wel zelf eten?’
‘Meestal wel... maar tegen het einde had ze geen eetlust meer,’ zegt Saga naar waarheid.
‘Was ze geopereerd?’
‘Volgens mij kreeg ze alleen chemo.’
‘Tabletten?’
‘Ja, ik hielp haar elke dag...’
Bernie zit vanaf de bank voortdurend blikken naar hen te werpen. Hij pulkt af en toe voorzichtig aan de brede pleister op zijn neus.
‘Hoe zagen die tabletten eruit?’ vraagt Jurek Walter, en hij voert de snelheid een beetje op.
‘Als gewone tabletten,’ zegt ze vlug.
Plotseling voelt ze zich onbehaaglijk. Waarom vraagt hij naar het medicijn? Dat is geen voor de hand liggende vraag. Misschien is hij haar aan het testen. Haar hartslag loopt op terwijl ze voor zichzelf herhaalt dat er niets aan de hand is omdat ze voortdurend de waarheid spreekt.
‘Kun je ze beschrijven?’ gaat hij rustig verder.
Saga opent haar mond om te zeggen dat het veel te lang geleden is, als ze zich opeens de witte tabletten tussen de lange, bruine franjes van het geknoopte tapijt herinnert. Ze had het potje omgegooid en kroop langs het bed om de pillen op te rapen.
Haar herinnering is volstrekt helder.
Ze verzamelde de pillen in het kommetje van haar hand en blies de pluisjes van het tapijt eraf. Ze hield een stuk of tien ronde tabletten in haar hand. Aan de ene kant stonden twee letters in een vierkantje gedrukt.
‘Wit, rond,’ zegt ze. ‘Met aan één kant letters... ko... ik snap niet dat ik dat nog weet.’
121
Jurek zet de loopband uit en hijgt een poos met een glimlach uit.
‘Je zegt dat je je moeder cytostatica gaf, chemo... Maar dat deed je niet...’
‘Jawel,’ glimlacht ze.
‘Het medicijn dat je beschreef is Kodein Recip,’ zegt hij. ‘Codeïne.’
‘Pijnstillers?’ vraagt ze.
‘Ja, maar kankerpatiënten geeft men geen codeïne, alleen krachtige opiaten, zoals morfine en fentanyl.’
‘Maar ik herinner me die tabletten heel precies... aan één kant zit een gleufje...’
‘Ja,’ zegt hij alleen.
‘Mama zei dat...’
Ze valt stil en haar hart bonkt zo hevig dat ze bang is dat het van haar gezicht af te lezen is. Joona heeft me gewaarschuwd, denkt ze. Hij zei dat ik het niet over mijn ouders mocht hebben.
Ze slikt en kijkt naar de versleten vloerbedekking.
Het maakt niet uit, denkt ze, en ze loopt naar haar kamer.
Het liep gewoon zo, ze praatte een beetje te veel, maar ze hield zich al die tijd aan de waarheid.
Ze had geen keus. Geen antwoord geven op de vragen was veel te ontwijkend geweest. Het was een noodzakelijke ruil, maar nu zal ze niks meer zeggen.
‘Wacht even,’ zegt Jurek heel vriendelijk.
Ze blijft staan maar draait zich niet om.