Siciliaanse verovering(5)
‘Ik heb het helemaal gehad met me aan je geven. Ik heb mijn lesje wel geleerd,’ beet ze hem toe. Zijn kaak leek uit het hardste graniet gehouwen, en zijn ogen fonkelden woedend. En dat deed haar deugd. Ze wilde hem razend maken, zo razend dat hij haar voor eens en altijd met rust liet.
‘Dat hoeven we nu niet te bespreken. Ik ben hier voor jouw veiligheid. Onze relatie kan wachten.’
‘We hebben geen…’ Ze rukte zich los en deed een paar passen naar achter. ‘Er is helemaal geen relatie. Nu niet, nooit. Hoor je me? Laat me met rust, Salvatore. Je hebt geen plek meer in mijn leven, nooit meer.’
Hij zei niets en keek haar alleen maar aan.
Toen gleed zijn blik langs haar hals omlaag, en ze kon wel huilen. Want al die tijd dat ze hem afweerde, was haar lichaam heftig aan het reageren op zijn geur en zijn blikken.
‘Je liegt jezelf voor als je dat gelooft.’
Ze sloeg haar armen over elkaar om haar harde tepels te verbergen en keek hem vernietigend aan. ‘Ik ga nog liever met een rioolrat naar bed dan met jou, Signor Salvatore Rafael di Vitale.’
Zijn hoofd schoot achteruit alsof ze hem had geslagen. Ze wenste dat ze dat echt dat had gedaan.
Wat hij toen zei, schokte haar enorm vanwege de ijzige kalmte waarmee de woorden werden uitgesproken. ‘De beveiliging moet van Signor Di Adamo op verschillende punten worden verbeterd, maar ook daarna is het beter dat jullie nooit meer alleen in de zaak staan.’
Ze plofte neer in haar kantoorstoel met het gevoel dat haar verantwoordelijkheden te zwaar waren om nog langer te dragen. De verbeteringen – zelfs de basismaatregel om steeds minimaal twee mensen in de winkel te hebben – waren totaal onhaalbaar. ‘Je hebt ongetwijfeld gelijk, maar dat kan niet geregeld worden.’
‘Het moet gebeuren.’
‘Er is geen geld voor.’
Niet onder de indruk, herhaalde hij: ‘Toch moet het gebeuren.’
Luisterde hij dan niet? Of kwam het woord geldgebrek gewoon niet voor in het vocabulaire van deze telg van een familie die een van de meest prestigieuze en gewilde beveiligingsbedrijven ter wereld bezat?
Aangezien hij zelfs rijker was dan haar vader, vermoedde ze dat dat precies het geval was.
‘Dat kan niet.’ Ze zuchtte en wreef zich in de ogen omdat het haar opeens niets meer kon schelen dat de vijand daarin een teken van zwakte kon zien. Ze was zo moe. ‘Signor Di Adamo probeert de zaak voor zijn kleinzoon draaiend te houden, maar dat wordt met het jaar moeilijker.’
‘De veiling zal de nodige fondsen opleveren.’
‘Ja. Heel veel fondsen waarnaar hij momenteel snakt, maar ik betwijfel of zelfs dat voldoende zal zijn. En de beveiliging is niet het enige wat hier moet verbeteren.’
Ze dacht aan het lekkende loodgietwerk en de onbetrouwbare bedrading, zo oud als het pand zelf. En ze huiverde als ze dacht aan de verbeteringen die nodig waren in de privévertrekken van Signor Di Adamo.
‘Ik zal ervoor zorgen.’
‘Hij zal het niet toestaan.’ Een van de dingen die haar het meest had aangetrokken van de oude man was zijn zo herkenbare sterke hang naar onafhankelijkheid. Zijn trots zou nooit liefdadigheid aanvaarden.
En dat zei ze ook, maar Salvatore haalde alleen de schouders op. Niet eens een echte glimlach, maar de kleine trekking in zijn mondhoek deed haar denken aan iets wat ze liever vergat.
‘Ik weet wel hoe ik iemands trots moet omzeilen.’
‘Ongetwijfeld. Jij kunt mensen heel goed manipuleren.’
‘Ik laat me niet tot een ruzie verleiden, cara.’
‘Ik wil ook helemaal geen ruzie met je.’ Dat was waar. De woede die eerder was opgelaaid was weggeëbd. Ze wilde hem gewoon weg hebben.
‘Dat is goed.’
Heel even kon haar verstand niet volgen wat hij had gezegd, tot ze zich realiseerde dat ze alleen hardop had uitgesproken dat ze geen ruzie wilde, niet dat ze hem weg wilde hebben. ‘Ik wil je helemaal niet meer zien.’
‘We kunnen niet alles hebben, dolcezza.’
Dolcezza. Zoetheid. Hij had haar zo genoemd omdat hij haar zo zoet vond smaken. Hij krabde aan wonden die niet langer open waren, maar ook nog altijd niet helemaal genezen. ‘Noem me niet zo.’
‘Waar zijn de kroonjuwelen nu?’ vroeg hij zonder acht te slaan op haar woorden.
‘Dat zei ik je, in de kluis.’
Zijn lichaam verstrakte, en zijn houding werd opeens uiterst alert. ‘Je vader dacht dat ze pas over een dikke week uit Mukar vervoerd zouden worden.’
‘Dat was inderdaad de bedoeling van de voormalige kroonprins. Hij vertelde iedereen dat ze pas vlak voor de veiling zouden worden overgebracht. Zo hoopte hij het transport geheim te houden. En dat is gelukt.’
‘Dat ik het niet weet, betekent nog niet dat níemand het weet.’