Siciliaanse verovering(10)
‘Je moet naar bed.’
Ze knikte.
Hij keek het flatje rond. De gezellige kleine zitbank was als bed een stuk minder uitnodigend, centimeters te kort voor zijn een meter negentig. Het opklapbed zag er beter uit, maar hij maakte zich geen illusie dat ze dat met hem wilde delen.
Met nog minder plezier keek hij naar de vloer. ‘Ik neem aan dat je verwacht dat ik op het tapijt ga slapen.’
Ze zette grote ogen op en bloosde. ‘Ik verwacht helemaal niet dat je hier blijft slapen.’
‘Daarover hebben we het al gehad.’ Dat was pertinent onwaar. Hij wist dat ze bezwaar zou maken als hij de nacht hier wilde doorbrengen.
Ze verstrakte van verontwaardiging. ‘Jij slaapt niet in mijn flat.’
‘Toch wel, tot de veiling voorbij is.’ Zijn stem was net zo grimmig als de stemming na zijn maaltijd als ongewenste paria. Dat was hij niet gewend. Vrouwen kropen meestal voor hem, zelfs exen – in tegenstelling tot deze vrouw.
‘Ik ben hier niet om je aan te randen,’ bromde hij. ‘Ik ben hier om je te beschermen.’
‘Dat is uitgesloten.’
‘Weet je iets beters? Alleen laat ik je in geen geval.’
Ze kauwde op haar onderlip, en dan dacht ze na, herinnerde hij zich.
Haar ontzetting maakte plaats voor afkeer. ‘Als je mijn lijfwacht wilt zijn, kun je kiezen tussen twee hotelkamers met een tussendeur of de vloer van het gangetje.’
Hij keek haar aan. ‘Goed, het hotel.’
‘Prima. Geef me vijf minuten om te pakken.’
Lukraak gooide Elisa wat kleren in een koffer. Hij had geschokt gekeken toen ze een hotel had voorgesteld, maar ze wist hoe eigenzinnig hij kon zijn. Hij zou de nacht met haar doorbrengen, ongeacht wat ze wilde. En het idee alleen al het kleine appartement met hem te moeten delen gaf haar de kriebels. Ze moest een deur tussen hen in hebben, een eigen kamer, een bed zonder herinneringen.
Niet dat hij ooit dit bed met haar had gedeeld; het zou toch naar hem ruiken als hij hier de nacht doorbracht. Dan moest ze wéér verhuizen. Ze weigerde te onderzoeken waarom hij nog steeds zo’n sterk effect op haar had. Of waarom haat soms de keerzijde was van een gekwetste liefde en een bloedend hart.
Hoofdstuk 3
Liggend in haar luxueuze hotelbed merkte Elisa dat ze te uitgeput was om tegen de herinneringen te vechten die haar overspoelden. Hun ontmoeting had alles teruggebracht. De verlammende pijn. Het gevoel van verraad. De pijn van het verlies, maar ook het genot van het bezit.
Want inderdaad, even was het de zaligste tijd van haar leven geweest. Ze had aan iemand toebehoord, een plaats gehad in iemands leven. Niet met tegenzin, zoals bij haar moeder, of ongemakkelijk, zoals bij haar vader. Salvatore had haar aanvaard om haarzelf. Dacht ze.
Als het mogelijk was geweest terug te gaan in de tijd, had ze dat gedaan. Niet naar hun eerste ontmoeting om samen een andere keuze te maken, maar naar die vier korte weken waarin ze dacht dat ze werd bemind en zelf beminde. Het liefst zou ze daar voor altijd blijven.
Dan zou ze nooit de ellende van zijn ontrouw ervaren, de vernedering van zijn kwetsende gedachten over haar, het verdriet om zijn gebrek aan trouw. Dat zou allemaal in een toekomst liggen die ze niet hoefde te beleven… als dat mogelijk zou zijn. Evenmin zou ze de pijn ervaren om degene te verliezen aan wie ze naar haar volle overtuiging eeuwig zou toebehoren en een leven lang een liefde te schenken waarvan ze slechts durfde te dromen.
In gedachten ging ze terug naar het moment waarop het tot daar doordrong dat Salvatore belang stelde in háár.
Ze was in Milaan voor de veiling van een nalatenschap van een vrouw die beroemd was geweest door haar verzameling kostbare juwelen. Ze herinnerde zich dat haar hotelkamer benauwd was omdat de airco kapot was. Net toen ze een verkoelende douche had genomen, rinkelde de telefoon. Even dacht ze erover de receptie de boodschap te laten opnemen, maar ten slotte schoot ze toch door de kamer naar de telefoon om die druipend en slechts in een dunne handdoek gehuld op te nemen.
‘Hallo?’
‘Elisa. Dit is Salvatore.’
Salvatore? ‘De vriend van mijn vader?’ piepte ze, niet gelovend dat hij haar belde in een hotelkamer in Milaan.
‘Ik hoop ook de jouwe, cara.’
O, wat gladjes. ‘J-ja, natuurlijk. Is er iets m-met hem?’ Ze struikelde over haar woorden.
‘Met je vader? Waarom denk je dat?’
‘Nou, omdat je me belt.’
‘Dus een man kan een beeldschone alleenstaande vrouw alleen maar bellen als er iets met haar vader is?’
Zijn speelse toon bezorgde haar knikkende knieën, en ze plofte neer op de rand van het bed. ‘Ja natuurlijk, ik –’
‘Kom kom, cara. Je begreep toch wel dat ik belangstelling voor je had?’
Grappig genoeg had ze dat helemaal niet begrepen. ‘Omdat je met me flirtte?’ vroeg ze nogal onbeholpen. ‘Ik had het idee dat je met elke vrouw flirtte.’