Siciliaanse verovering(3)
‘Maar dat is belachelijk. Dit is een juwelierszaak. Natuurlijk kunnen we juwelen in bewaring nemen.’
Salvatore maakte een ongeduldig handgebaar. ‘Ze zijn tien keer zoveel waard als de hele voorraad. En er zijn meerdere partijen in Mukar die erg ongelukkig zijn met het einde van de monarchie en de verkoop van de juwelen.’
‘Mukar heeft werkkapitaal nodig. De voormalige kroonprins begrijpt dat, en hij is bereid elk offer te doen dat nodig is om zijn land te helpen overleven.’
‘En toch loop je een risico.’ Hij klonk alsof hij zich werkelijk zorgen maakte.
Bijna had ze verontwaardigd gesnoven. Juist. Salvatore voelde zich misschien wel schuldig over de manier waarop hij haar had behandeld, maar hij gaf geen zier om haar en ze zou gek zijn om zich daarover illusies te maken.
‘Ik ben prima in orde.’
‘Met een kapotte deurzoemer?’ Minachtend keek hij de kleine juwelierszaak rond. ‘En de overige beveiliging hier is oud en verwaarloosd. Zelfs voor een tweederangs dief is het geen enkel probleem Adamo Jewelers te beroven.’
‘Dat gaat niet gebeuren. Er is al geen overval meer geweest in Adamo’s sinds Signor Di Adamo de zaak overnam, en hij is inmiddels in de zestig.’
‘Sí. Hij is een oude man. Te zwak om jou te beschermen. En de tijden veranderen. Je kunt je daar niet voor afsluiten, zelfs hier niet.’ Hij maakte een weids gebaar om niet alleen de zaak aan te duiden, maar ook het stadje waarin ze woonde.
‘Ik ben toch niet gek!’
Hij schudde het hoofd. ‘Nee, maar je bent wel levensgevaarlijk naïef als je denkt dat je geen enkel gevaar loopt als je de kroonjuwelen van Mukar in bewaring neemt.’
‘Ik zal extra voorzichtig zijn. Bovendien bewaren we ze in de kluis.’
Weer schudde hij grimmig het hoofd. ‘Dat is niet goed genoeg.’
‘Of dat zo is, gaat jou helemaal niets aan.’
‘Je vader heeft ervoor gezorgd dat het me wel aangaat.’
‘Daartoe heeft hij helemaal het recht niet. Ik leid mijn eigen leven.’
Ze zou nog meer gezegd hebben, als Signor Di Adamo niet juist dat moment had uitgekozen om de zaak te betreden met zijn kleinzoon Nico.
‘A, Signor Di Vitale. Wat een genoegen om u weer te zien. En ditmaal bezoekt u ons, terwijl mijn assistent in de stad is.’
‘Signor Di Adamo.’ Salvatore stak zijn hand ter begroeting uit en deed daarna hetzelfde bij Nico. ‘Wat word jij al groot, Nico. Binnenkort kun je bij je opa in de zaak gaan werken, hè?’
Nico glunderde, en Elisa vroeg zich af hoe bevriend haar werkgever en ex-minnaar waren geraakt in het jaar dat ze Salvatore had vermeden.
‘Als ik dan nog een zaak heb.’ De stem van de oude man klonk verslagen, maar toen glimlachte hij opeens. ‘Maar deze jongedame heeft me nieuwe hoop gegeven. Heeft ze je al verteld over de kroonjuwelen?’
‘Dat had haar vader al gedaan.’
‘Het is een wonder dat ze de kroonprins ervan heeft overtuigd ons de veiling te laten verzorgen, maar ze is zo slim en aantrekkelijk, dat ze elke warmbloedige man naar haar hand zet.’ De oude man knipoogde naar Salvatore. ‘Vind je ook niet?’
Ze had Signor Di Adamo kunnen zeggen dat ze niet zo slim en aantrekkelijk was dat ze Salvatore ertoe had kunnen brengen om van haar te houden, maar dat deed ze niet. Omdat het haar niet langer kon schelen. Ze wenste zijn liefde niet. En zijn tweedehandszorg al evenmin. Ze wilde gewoon met rust gelaten worden.
Maar ze kreeg haar zin niet. Salvatore bleef de tekortkomingen in Signor Di Adamo’s beveiliging bespreken met de oude heer. Hij stond erop dat te doen in de winkel en kwam daarbij meer dan eens bij haar in de buurt. En elke keer voelde ze hoe haar lichaam verraad pleegde aan de overtuiging van haar hart.
Het maakte niet uit hoe ze hem probeerde te mijden. Ze ging naar de andere kant van de winkel om sieraden op te poetsen. Hij volgde. Ze liep naar een vitrine om de inhoud ervan te herschikken. Net op dat moment ging hij ook die kant uit. Ging ze van zijn primitieve levensvisie uit, dan was het niet lastig hem te zien als roofdier en zichzelf als prooi.
In nog geen halfuur waren haar zenuwen aan flarden.
Niet bij machte de druk nog langer te weerstaan om in de buurt te zijn van de man die zij ooit had bemind, die haar nooit had bemind en die zij nu verfoeide, zocht ze een veilig heenkomen achter haar bureau in de achterkamer. Ze zou aan de veiling werken. Signor Di Adamo kon nu op de zaak letten.
‘Je bent al een jaar op de vlucht, Elisa. Maar dat is nu afgelopen.’
Stóm. Ze verweet het zichzelf in gedachten toen de stem die ze zo wanhopig probeerde te ontvluchten haar gespannen zenuwen geselde. Het was echt stom om toevlucht te zoeken in het benauwde kantoortje met maar één uitgang. Ze keek hem aan en snakte naar de verdoving die ze maanden had gevoeld na de dood van haar baby en de vernietiging van haar dromen.