Politie(34)
De bewaker greep Katrine zacht bij haar arm om haar mee te trekken, maar ze maakte zich los door haar arm op te tillen terwijl haar hersenen op volle toeren draaiden om hem van repliek te kunnen dienen. Ze wees een voor de hand liggende vergelijking tussen een dartpijl en de grootte van zijn geslachtsdeel van de hand.
‘Misschien wat minder ontstopper door je haarwater doen?’
Ze liep snel door, maar merkte nog wel dat de opmerking misschien niet in de bull’s eye, maar wel raak was. De man werd rood in zijn gezicht voor hij weer grijnsde en een soort saluut maakte.
‘Had Valentin iemand met wie hij praatte?’ vroeg Katrine terwijl de bewaker de deur van de cel opendeed.
‘Jonas Johansen.’
‘Werd hij ook wel Judas genoemd?’
‘Yep. Zat een straf uit voor verkrachting van een man. Dat komt niet vaak voor, moet je weten.’
‘Waar is hij nu?’
‘Hij is ontsnapt.’
‘Hoe dan?’
‘Dat weten we niet.’
‘Dat weten jullie niet?’
‘Luister, er zitten hier veel slechte mensen, maar we zijn geen gevangenis met extra beveiliging zoals Ullersmo. Op deze afdeling zitten bovendien mensen met een relatief milde straf. Wat de straf van Judas betreft, was er sprake van verzachtende omstandigheden. En Valentin zat hier slechts voor poging tot verkrachting. Serieverkrachters zitten op andere plaatsen. Dus we gebruiken onze financiële middelen niet voor strenge bewaking op deze afdeling. Elke ochtend hebben we hier appèl en slechts een enkele keer komt het voor dat er iemand niet is, dan moet iedereen naar zijn cel zodat we kunnen zien wie er ontbreekt. Maar als het aantal klopt, dan verloopt alles volgens dezelfde sleur. We ontdekten dus dat Judas Johansen weg was en we meldden het aan de politie. Ik heb er niet zo veel meer aan gedacht omdat we kort daarna onze handen vol hadden aan die andere zaak.’
‘Je bedoelt…?’
‘Ja, de moord op Valentin.’
‘Dus Judas was hier niet meer toen dat gebeurde?’
‘Klopt.’
‘Wie heeft volgens jou die moord op zijn geweten?’
‘Ik weet het niet.’
Katrine knikte. Het antwoord was iets te automatisch, iets te snel gekomen.
‘Ik zal het aan niemand vertellen, dat beloof ik. Ik vraag je dus wie volgens jou Valentin heeft vermoord.’
De bewaker zoog aan zijn tanden en hij nam Katrine aandachtig op. Alsof hij wilde checken of er bij de eerste inspectie iets over het hoofd was gezien.
‘Veel mensen hier haatten Valentin en waren doodsbang voor hem. Sommigen hebben misschien gedacht: het is hij of wij, hij had veel op zijn kerfstok. En degene die hem heeft vermoord, is flink tekeergegaan. Valentin was… hoe zal ik het zeggen?’ Katrine zag de adamsappel van de bewaker op en neer glijden langs de kraag van zijn uniform. ‘Zijn lichaam leek wel van gelei, ik heb nog nooit zoiets gezien.’
‘Misschien met een stomp wapen geslagen?’
‘Ik weet daar niets van, maar hij was in elk geval onherkenbaar. Zijn gezicht was tot moes geslagen. Als hij die lelijke tatoeage op zijn borst niet had gehad, weet ik niet of we hem hadden kunnen identificeren. Ik ben geen gevoelig type, maar hiervan had ik later verdomme wel nachtmerries.’
‘Wat voor tatoeage?’
‘Wat voor?’
‘Ja, wat…’ Katrine merkte dat ze bezig was uit haar rol van vriendelijke politieagent te vallen en beheerste zich om haar ergernis te verbergen. ‘Welke tekening stond er op zijn borst?’
‘Tja, hoe zeg je dat. Het was een gezicht. Ook heel naar. Het leek of het uit elkaar werd getrokken. Alsof het vastzat en probeerde los te komen.’
Katrine knikte langzaam. ‘Uit het lichaam probeerde te komen waarin het gevangenzat.’
‘Yep, klopt, yep. Ken je zo’n…?’
‘Nee,’ zei Katrine. Maar ik ken het gevoel. ‘En Judas hebben jullie dus niet meer gevonden?’
‘Júllie hebben Judas niet gevonden.’
‘Nee. Waarom hebben wíj hem niet gevonden, denk je?’
De bewaker trok zijn schouders op. ‘Weet ik veel. Maar ik kan me voorstellen dat Judas voor jullie niet de hoofdprijs is. Zoals gezegd was er sprake van verzachtende omstandigheden en het gevaar van herhaling was niet groot. Hij had zijn straf er eigenlijk bijna opzitten, maar die idioot kreeg kennelijk de koorts.’
Katrine knikte. Vrijlatingskoorts. Die kwam als de datum naderde, wanneer de gevangene begon te denken aan de vrijheid en het ineens onmogelijk werd om nog een dag langer te zitten.
‘Is er nog iemand anders die me wat kan vertellen over Valentin?’
De bewaker schudde zijn hoofd. ‘Afgezien van Judas had hij met niemand contact. En niemand wilde ook maar iets met hem te maken hebben. Verdomme, hij maakte mensen bang. Er gebeurde iets met de lucht als hij een kamer binnen kwam.’