Politie(32)
Het geluid van stoelpoten die over de vloer schraapten. Het geluid van een stoel die op de grond valt. Een klik en stilte. De opnameapparatuur was uitgezet.
Katrine bleef naar haar pc-scherm zitten kijken. Ze merkte dat het buiten donker was geworden. De kabeljauwkoppen waren koud geworden.
‘Ja, ja,’ zei Anton Mittet. ‘Hij heeft gespróken.’
Anton Mittet stond in de gang met de telefoon tegen zijn oor terwijl hij de id-kaart controleerde van de twee artsen die waren gearriveerd. Hun gezichten vertoonden een mix van verbazing en irritatie, hij moest zich hen toch weten te herinneren?
Anton gebaarde dat ze door konden lopen en gehaast liepen ze de kamer van de patiënt binnen.
‘Maar wat zei hij?’ vroeg Gunnar Hagen door de telefoon.
‘Ze hoorde alleen dat hij iets mompelde, niet wat.’
‘Is hij nu wakker?’
‘Nee, er was alleen dat gemompel, toen zakte hij weer weg. Maar de artsen zeggen dat hij elk moment kan wakker worden.’
‘Juist,’ zei Hagen. ‘Hou me op de hoogte, oké? Je kunt me op elk moment bellen. Op elk moment.’
‘Ja.’
‘Goed, goed. Het ziekenhuis heeft ook de nadrukkelijke order gekregen om direct met mij contact op te nemen, maar… die mensen zullen ook wel andere dingen aan hun hoofd hebben.’
‘Uiteraard.’
‘Ja toch?’
‘Natuurlijk.’
‘Ja.’
Anton luisterde naar de stilte. Wilde Gunnar Hagen nog iets zeggen?
De afdelingschef hing op.
Hoofdstuk 9
Katrine landde om halftien op vliegveld Gardermoen en nam de trein, die haar dwars door Oslo reed. Ze had hier gewoond, maar het weinige wat ze opving tijdens de reis gaf geen aanleiding tot sentimentaliteit. Een halfslachtige skyline. Lage, vriendelijke, besneeuwde hellingen, getemd landschap. In de coupé zaten gesloten, uitdrukkingsloze gezichten. Geen spontane conversaties zonder bijbedoelingen tussen vreemden, zoals in Bergen. Toen was er weer een seinfout op een van ’s werelds duurste spoortrajecten en stonden ze stil in het stikdonker in een van de tunnels.
Ze had haar verzoek naar Oslo te mogen onderbouwd met het argument dat er in hun eigen politiedistrict – Hordaland – drie onopgeloste verkrachtingszaken waren die overeenkomsten vertoonden met de zaken waarvan Valentin Gjertsen werd verdacht. Ze had beweerd dat als ze deze zaken konden koppelen aan die van Valentin, ze indirect Kripos en het politiedistrict Oslo van dienst konden zijn.
‘En waarom kunnen we dat niet aan de politie van Oslo zelf overlaten?’ had haar chef voor de afdeling Geweld in Bergen, Knut Müller-Nielsen, haar gevraagd.
‘Omdat het percentage opgeloste moorden in Oslo twintig komma acht is en bij ons eenenveertig komma een.’
Müller-Nielsen had hard gelachen en Katrine wist toen dat ze haar vliegticket had.
De trein begon met een ruk weer te rijden en in de coupé klonk een zucht van verlichting, irritatie en wanhoop. Ze stapte in Sandvika uit, nam daarvandaan een taxi naar Eiksmarka.
De taxi stopte voor de Jøssingvei 33. Ze ploeterde door de grijze sneeuwsmurrie. Afgezien van het hoge hek rond het gebouw van rode baksteen was er weinig te zien aan de Ila-gevangenis wat verraadde dat hier de ergste moordenaars, drugsdealers en zedendelinquenten zaten. Onder andere, want in de statuten van de gevangenis stond dat dit een landelijke instelling was voor mannelijke gevangenen met ‘… een speciale hulpvraag’.
Hulp om niet ontsnappen, dacht Katrine. Hulp om niet gewelddadig te zijn. Hulp bij wat sociologen en criminologen om de een of andere reden menen te zien als een wens bij ieder mens: een goed burger en medemens te worden, bij te willen dragen aan de samenleving, goed te kunnen functioneren in de samenleving.
Katrine had lang genoeg op de psychiatrische afdeling in Bergen gezeten om te weten dat zelfs niet-criminele zonderlingen meestal totaal ongeïnteresseerd waren in het bijdragen aan het wel en wee van de samenleving en dat ze geen andere gemeenschap kenden dan die van henzelf en hun demonen. Verder wilden ze gewoon met rust gelaten worden. Wat dus niet noodzakelijkerwijs betekende dat zij de ander met rust lieten.
Ze werd naar binnen gelaten, liet haar id-kaart zien en de brief met de toestemming tot bezoek die ze per e-mail had ontvangen werd doorgegeven aan de verantwoordelijke persoon.
Een gevangenbewaarder stond wijdbeens, met de armen over elkaar geslagen en een bos ratelende sleutels op haar te wachten. Iets uitdagender en overdreven zelfverzekerd omdat de bezoeker van de politie was, de brahmaankaste in de beveiligingskaste, iemand die bij gevangenispersoneel, Securitas-medewerkers en zelfs parkeerwachters altijd overcompensatie in gebaren en taalgebruik uitlokte.
Katrine deed wat ze in zulke gevallen altijd deed: ze was beleefder en vriendelijker dan ze van nature was.