Outside in(112)
Voordat de deuren weer dichtgingen, klommen we omlaag de loods in. Omdat we maar een beperkte hoeveelheid lucht in onze tanks hadden, konden we de buitendeuren niet open laten. Bubba Boom haalde zijn lasbrander van zijn gereedschapsriem. Er begon weer lucht de loods in te stromen, maar het zou nog wel even duren voor we onze helmen af konden zetten.
Toen Bubba Boom naar het luik van het transportschip liep, kregen de Outsiders door wat we van plan waren – het metalastic dichtsmelten zodat ze hun luik niet meer konden openen om uit het schip te ontsnappen.
Een lange, dunne buis aan de onderkant van het schip zwenkte onze kant uit en werd op Bubba Boom gericht. Ik schreeuwde dat hij weg moest duiken, en op dat moment begon de buis glimmende schijfjes uit te spugen. Het zat niet langer mee.
‘Ga onder het schip zitten,’ riep Riley.
Iedereen haastte zich om onder het voertuig weg te duiken, in de hoop dat het geweer maar beperkt gedraaid kon worden. Bubba Boom bleef plat op de grond liggen. Nog twee geweren draaiden nu rond, alsof ze op zoek waren naar doelwitten. Sloan trok een moersleutel van zijn riem en viel het ene geweer aan. Riley greep het andere beet en ging er met beide handen aan hangen. En ik duwde het handvat van een schroevendraaier in de loop van het derde wapen.
Rileys geweer zwiepte van links naar rechts en slingerde hem rond alsof hij een speelgoedje was. Dat van mij explodeerde zo’n beetje en spuugde mijn schroevendraaier weer uit, die tegen de wand vloog. Alleen Sloan had succes.
‘Schakel dat andere geweer ook uit,’ riep ik naar Sloan, terwijl Riley van de loop van het wapen dat hij vasthield werd geslingerd. ‘Voordat ze…’
Te laat. Het luik ging open. IJskoude angst deed het zweet op mijn huid bevriezen toen er eerst een en toen vier en toen zeven gewapende Outsiders in ruimtepakken naar buiten stormden. Ik checkte de luchtdrukmeter aan mijn riem. Er was helaas nog niet genoeg lucht om zonder ruimtepak te kunnen. Dat zou ons een klein beetje voordeel hebben gegeven.
Ik trok mijn mes. De anderen volgden mijn voorbeeld, behalve Bubba Boom. Hij had zich niet meer bewogen, maar ik had nu geen tijd om me zorgen om hem te maken.
De Outsiders verspreidden zich en probeerden ons te omsingelen. Ze hadden die lange buizen in hun handen waar Bubba Boom ons voor had gewaarschuwd.
‘Zoek dekking,’ riep Riley.
Ik dook achter een van de poten van het voertuig en voelde me voor het eerst van mijn leven te groot. Sloan was net klaar met het kapotslaan van het laatste geweer, maar het was nu vier tegen twaalf.
‘Trella, ik bewonder je vasthoudendheid,’ zei Ponife. Zijn stem galmde uit een speaker in de kraag vlak onder zijn helm. ‘Maar nu is het tijd om te stoppen. Geef je aan ons over, en dan mogen je helpers zich bij de andere overlevenden voegen.’
‘Nee,’ zei Riley.
‘Je kunt hem beter niet vertrouwen,’ zei Logan.
‘Bedankt voor de tip, Logan. Vertel me eens iets nieuws,’ snauwde ik. Ik legde mijn mes op de vloer en keek om me heen, op zoek naar een vluchtroute. ‘Ik vind dit een enórme kláp, maar volgens mij hebben we geen keus. Jammer dat we niet snél bij het luik waren.’
Ik liep naar het luik en barstte bijna in lachen uit toen zes Outsiders me volgden. Ik was dan wel vasthoudend en koppig en misschien zelfs wat roekeloos, maar ik vond mezelf toch echt niet zo gevaarlijk dat ik zes bewakers nodig had.
We gingen het schip binnen. Er was hier net zo’n kamertje als bij de Poort, met een deur aan de andere kant en een bedieningspaneel. Terwijl het luik achter ons dichtging, hoopte ik dat Riley en de anderen mijn hint hadden gevat. Een van de Outsiders drukte een paar knoppen in. Ik herhaalde de volgorde hardop.
Ponife grinnikte even. ‘Je vrienden zijn gevangengenomen. Er is niemand die je nog kan helpen.’
Dit was de tweede keer dat hij had beweerd dat ik alleen en hulpeloos was. De eerste keer was het anders verlopen dan hij had verwacht; je zou toch denken dat hij daar iets van had geleerd. Of anders ik wel. De angst golfde nog steeds door mijn lichaam.
Een sissend geluid trilde door mijn pak heen, en de andere deur ging open. We kwamen in een ruimte die op een kleedkamer leek, met ruimtepakken aan haken en planken vol helmen en handschoenen.
‘Hou je helm op,’ beval Ponife. ‘We zijn niet van plan je te doden.’
‘Nou, dat is een hele opluchting,’ zei ik.
Zelf namen ze hun helmen af.
Ponife had duidelijk nog wat geoefend op zijn arrogante uitdrukking. ‘Wees blij. Je moeder en je vrienden zullen allemaal deel uitmaken van onze nieuwe, gecombineerde gemeenschap.’
‘Is ze hier?’ vroeg ik.
‘Nee. Ze is bij de anderen. Alleen jij blijft hier bij ons, tot onze wereld beneden is… gereinigd.’