1
De gewone zijdeplant heeft geen introductie nodig. Haar mooie vruchten zijn bekend bij ieder kind, dat ze koestert tot de tijd komt dat de plaats waar ze zijn weggestopt één massa verbluffend, onbeheersbaar dons is.
De negentiende-eeuwse natuurkenner F. Schuyler Mathews
De twintigjarige Charlotte Lamb legde haar mooiste japonnen in de hutkoffer. Ze wachtte even om het zijden gewicht te voelen van de hemelsblauwe baljapon, haar lievelingsjurk, een geschenk van haar geliefde tante Tilney. Na een laatste streling pakte ze hem zorgvuldig boven op de andere in. Toen kwamen haar wandeljaponnen, avondjurken en de bontere dagelijkse japonnen. Daarna de bijpassende capes, hoeden en haarversieringen. Ten slotte de lange handschoenen, petticoats en het nieuwe met baleinen versterkte korset. Het korset in elk geval.
Zich omdraaiend naar haar snel leeg rakende kledingkast viel haar oog op een eenvoudige, duifgrijze mousselinen jurk. Hij vertoonde slijtplekken aan de ellebogen en de manchetten. Ze gooide hem op het bed. Toen viel haar een gedachte in en ze hield op met inpakken, liep haar kamer uit en stapte zachtjes door de gang naar haar moeders kamer. Toen ze om zich heen keek en nog niemand zag die wakker was, duwde ze zo zacht als ze kon de deur open. Ze ging de kamer binnen en omdat de luiken gesloten waren, liep ze naar het raam om ze open te klappen en de grijze ochtendstond in het vertrek toe te laten. Toen liep ze terug naar de deur en sloot hem. Met haar rug tegen de houten panelen geleund, deed ze haar ogen dicht en genoot van de stilte en de rust die ze in deze kamer altijd voelde. Het was te lang geleden dat ze hier was geweest.
Ergens in de pastorie hoorde ze een geluid, een metalige klank, en ze schrok op — hoewel ze geen idee had waarom ze bang zou moeten zijn om hier betrapt te worden. Waarschijnlijk was het Tibbets maar, die de haarden aanstak. Haar vader werd vast nog in geen uren wakker. Maar de gedachte dat er iemand op was, herinnerde haar eraan dat ze moest opschieten als ze met zo weinig mogelijk ophef wilde vertrekken. Ze liep doelbewust naar de kledingkast toe en opende hem. Ja, de kleren van haar moeder hingen er nog. Ze haalde haar vingers langs de stof, kant en fluweel en zijde, maar vond niet wat ze zocht. Had haar vader of Beatrice hem weggegooid? Ze duwde de japonnen opzij en keek onder in de kast, naar de muiltjes die keurig op een rij stonden. Toen viel haar oog op iets bruins en ze bukte om een verkreukte prop kleikleurig materiaal op te pakken die op de bodem van de kast was beland. Ze schudde de eenvoudige jurk uit; de jurk die haar moeder altijd droeg als ze tuinierde.
Ze stopte hem onder haar arm en streek met haar vingers langs de boeken op het nachtkastje. Ze waagde het niet de bijbel mee te nemen die haar moeder had gebruikt, omdat hij uit de pastoriebibliotheek afkomstig was. In plaats daarvan koos ze Het Nieuwe Testament en de Psalmen in dameszakformaat, omdat het kleiner en lichter was. Het was een mooie uitvoering met een linnen omslag, geborduurd met vogels en bloemen in zijde- en metaalgaren. Het was een geschenk van de zus van haar moeder en Charlotte dacht niet dat haar vader bezwaar zou hebben als ze het meenam.
Met één laatste blik op de spullen van haar moeder — haarborstel en kammen, cameehanger en vlinderbroche — verliet ze de kamer en liep vlug terug naar die van haarzelf. Ze rolde de jurk van haar moeder zo strak mogelijk op en stopte hem in een leren valies. Toen deed ze er nog een versleten grijze japon in, verschoningen, kousen, muiltjes, lange onderbroeken en een paar korte keurslijfjes. In een reistas stopte ze een omslagdoek, peignoir, handschoenen en het Nieuwe Testament. Twee van haar meest degelijke kapothoeden gingen in haar hoedendoos. Zakdoeken en het weinige geld dat ze had, werden veilig in een reticule gedaan die ze om haar pols zou dragen.
Ze keek naar de hutkoffer, gevuld met haar mooie jaren, haar vrolijke, ijdele jeugd, en sloot resoluut het deksel. Ze zette een reishoed op haar opgestoken bruine krullen en verliet haar kamer met slechts haar valies, reistas, reticule en hoedendoos — meer kon ze niet dragen. Rustig daalde ze de trap af en keek naar het zilveren blad op de haltafel. De brief van gisteren lag er nog, onbeantwoord. Hun nicht had hun geschreven over haar ‘heerlijke nieuws’ en hoe ze zich verheugde op de ‘grote gebeurtenis in de herfst’. Beatrice had haar mooie lippen gekruld en gezegd dat ze er onpasselijk van werd zulke persoonlijke zaken te lezen, zeker van een vrouw op Katherines gevorderde leeftijd. Charlotte had geen woord gezegd.
Nu stond Charlotte even stil om met haar vingers over Katherines sierlijke handschrift en het smoezelige poststempel uit Londen te strijken. Ze haalde diep adem en liep door. Ze was bijna bij de deur toen ze de stem van haar vader hoorde in de salon.
‘Dus je gaat.’ Het was geen vraag.