‘Ik wil helemaal niets zeggen,’ zei Bess. ‘Alleen dat je aan alle kanten op moet passen, en zeker aan je onderkant.’
‘Mij heeft hij nooit lastiggevallen,’ zei Mae.
‘Nou ja, jij bent ook niet half zo knap als ik, hè?’
‘Nou, gelukkig dan maar.’
‘Hebben ze hier geen vroedvrouwen?’ vroeg Charlotte.
Bess lachte spottend. ‘Ach, een plattelandsmeisje, zeker?’
‘Vroeger zijn ze er wel geweest,’ antwoordde Sally. ‘Maar tegenwoordig niet meer.’
‘Doen ze...? Ik bedoel, ik ben nog nooit “onderzocht” Niet... op die manier. Doen ze...? Ik bedoel, zullen ze me vragen om...?’
‘Je broek uit te trekken?’ grijnsde Bess.
Charlotte trok rimpels in haar voorhoofd en slikte zenuwachtig.
‘Vervelend nieuws voor je, pop, maar als de baby komt, draag je ook geen onderbroek of onderrok of wat dan ook, hoor.’
‘Nou, stil,’ viel Sally haar in de rede. ‘Maak haar niet nog banger dan ze al is. Niet tobben, Charlotte. Je mag je nachtpon aanhouden, al wordt die waarschijnlijk verknoeid.’
‘En bij het onderzoek,’ zei Mae, ‘hangt het ervan af welke man je krijgt.’
‘Zijn er twee artsen?’
‘En een chirurg.’
‘De jonge arts is een echte heer,’ zei Mae.
Bess snoof. ‘Een groentje, bedoel je. Die is amper meer dan een jongen. Ik denk niet dat hij ooit een vrouw in volle glorie heeft gezien.’
‘Tuurlijk wel,’ zei Mae.
‘Hij werd zo rood als een kreeft toen hij me vorige maand onderzocht.’ Bess sloeg zelfvoldaan haar armen over elkaar.
Mae sloeg er geen acht op. ‘Maar als je de ander krijgt, dokter Preston, ben ik bang dat je erop wachten kunt,’ zei ze. ‘Hij vindt het leuk om de dames uit te kleden.’
Op dat moment herkende Charlotte Becky, die vlug aan kwam lopen, met gebogen hoofd en rood aangelopen wangen, haar omslagdoek en armen strak om haar boezem geslagen als een schild van wol en jonge spieren. Sally volgde Charlottes blik en klakte medelijdend met haar tong.
‘Becky, arm kind, kom bij ons zitten,’ riep Sally. ‘Zal ik een kop thee voor je inschenken?’
Maar het meisje schudde alleen vlug haar hoofd, ogen naar de vloer gericht, en liep langs hen heen de andere deur uit.
‘Wat kan er aan de hand zijn?’ vroeg Charlotte. ‘Is ze ziek?’
‘Ze was zo gezond als een vis voordat ze naar de dokter ging,’ zei Mae.
Gibbs verscheen in de deuropening en Charlottes hart begon te bonzen in haar borst. De naald glipte door haar zwetende handen en ze legde haar werk neer, veegde haar handpalmen af aan haar schoot. Als die man zich niet netjes gedroeg, zou ze hem de mantel uitvegen. Dat ze één vergissing had begaan, wilde niet zeggen dat ze er nog een beging. Ze haalde diep adem. Maar ze kon zichzelf niet kalmeren. Ze voelde zich zo kwetsbaar, zo ver weg van degenen die haar zouden beschermen.
Gibbs kwam naar haar toe en Charlotte haalde nog een keer diep adem. Het gezicht van de vrouw was een masker van sombere doelmatigheid, maar Charlotte meende eveneens een duisterder emotie te bespeuren. Boosheid? Ergernis? Had Charlotte iets verkeerds gedaan? Toen Gibbs stilstond bij de tafel kwam Charlotte uit haar stoel.
‘Je kunt weer aan je werk gaan, juffrouw Smith. Dokter Preston is... plotseling weggeroepen en kan je vanmorgen toch niet ontvangen. We zullen een nieuwe afspraak maken voor morgen.’
‘O, ik begrijp het.’ Charlotte blies haar adem uit. ‘Dank u.’
Gibbs draaide zich abrupt om en beende terug naar het kantoor. Charlotte zonk weer in haar stoel en voelde zich dwaas opgelucht. Over de tafel heen gaf Sally haar een knipoog.
Charlotte nam haar handwerk weer op, maar ze zat te denken aan haar moeder, die in de laatste jaren van haar leven veel tijd in gezelschap van chirurgen en artsen had doorgebracht. Haar moeder stond op vriendschappelijke voet met haar artsen en was nooit bang voor hen geweest. De gezette dokter Webb, een graag geziene en goedhartige arts, was zo vaak bij haar op bezoek geweest dat hij haast een huisvriend was geworden. Het enige wat Charlotte van hem had gevreesd, was een onherroepelijke diagnose voor haar moeder.
Dokter Webb had een lange reeks collega’s en leerlingen in de pastorie van Doddington gebracht. De collega’s waren saaie oude mannen; professoren van Cambridge en befaamde Londense artsen die hun mening kwamen geven over de toestand van haar moeder. Die mannen groetten Charlotte welwillend in het voorbijgaan. De leerlingen waren jongemannen die zich met alle geweld wilden bewijzen, dus die verwaardigden zich zelden om met een jong meisje te praten, en natuurlijk was Charlotte nooit door hen onderzocht. Charlotte was zelfs altijd zo gezond geweest dat ze zelden door wie dan ook was behandeld. Haar moeder had haar kleine kwaaltjes behandeld en ze had nooit een bot in haar lijf gebroken. De enige keer dat ze bij een dokter was geweest, was toen ze in een vossenhol was gevallen toen ze door het schapenweitje achter het kerkhof had gerend. Haar ouders waren bang geweest dat haar enkel gebroken was, maar de arts – hoe hij heette wist ze niet meer – verklaarde dat hij alleen verstuikt was.