Maar haar moeder was dood. En Charlotte stond er alleen voor.
Op haar kloppen kwam een magere vrouw met een alledaags gezicht, die een paar jaar ouder was dan Charlotte, naar de deur. Vlug voerde ze haar mee door de hal, door een grote eetzaal naar een kleine studeerkamer met de woorden: ‘De directrice komt zo.’ En inderdaad, nog geen twee minuten later kwam er een strenge, maar aantrekkelijke vrouw van in de veertig in een donkere jurk en met strak opgestoken haar binnen, die de titel uitstraalde. Haar strenge uiterlijk baarde Charlotte enige zorgen, maar toen de vrouw haar blik op Charlotte liet rusten, was er barse vriendelijkheid in haar uitdrukking.
‘Ik ben mevrouw Moorling, directrice van het opvanghuis. Wat mag ik voor u doen?’
Charlotte kwam met bibberige benen overeind en drukte de vrouw een brief van de Londense raadsman en een bankbiljet in de hand. Dit was haar enige antwoord.
Mevrouw Moorling liet het geld zonder opmerking of blik in haar bureaula glijden en keek kort naar de brief die de raadsman op verzoek van haar oom had geschreven. ‘Zo, zo. Helaas hebben we op dit moment geen eigen kamer beschikbaar, maar die krijgt u zo gauw mogelijk. Tot die tijd zult u een kamer moeten delen.’
‘Dat begrijp ik.’
‘Uw naam is...’ De vrouw keek naar de brief. ‘Juffrouw... Smith?’
‘Ja, Smith. Charlotte Smith.’
Mevrouw Moorling wachtte maar heel even voordat ze verderging, opnieuw zonder verandering in haar blik, hoewel Charlotte duidelijk de indruk had dat de vrouw wist dat ze loog over haar naam. ‘Voordat ik u aan kan nemen, zal ik u enkele vragen moeten stellen.’
Charlotte slikte.
‘Is dit de eerste maal dat u gebruikmaakt van een dergelijke instelling?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Zo natuurlijk is dat niet, juffrouw Smith. Er zijn er velen die niet leren van hun fouten. Ik moet u zeggen dat het Tehuis voor Ongehuwde Moeders een plaats is voor fatsoenlijke ongetrouwde vrouwen met hun eerste kind. Het is ons doel onze patiënten opnieuw op te voeden tot een zedelijk rechtschapen leven.’
Charlotte sloeg verlegen haar ogen neer. Warmte steeg op in haar hals en bonsde in haar oren. Ze hoorde papieren ritselen en wist dat de directrice nog een keer de brief las.
‘Deze brief getuigt van uw karakter en achtergrond, hoewel ik op dit moment geen tijd heb om dat te verifiëren.’
‘Mevrouw Moorling, ik kan u verzekeren dat ik nooit eerder in dergelijke moeilijkheden heb gezeten... nooit eerder problemen heb verwekt.’
Ongelukkige woordkeus, dacht Charlotte grimmig.
Ze dwong zich de oudere vrouw in de ogen te kijken. Mevrouw Moorling keek haar een ogenblik recht aan en knikte.
‘Gibbs zal een slaapplaats voor u zoeken.’
Gibbs, de alledaagse, pijnlijk magere jonge vrouw, nam haar mee terug door de hal en naar de rechtervleugel van het L-vormige gebouw, die op de straat uitkeek. Charlotte moest rennen om haar bij te houden en volgde haar door de lange gang naar een deur in het midden. Charlotte keek de schemerige kamer in – die vroeger wellicht een deel van een mooie salon was geweest – met een hoog plafond en een grote haard. De slaapkamer bevatte slechts één smal bed, waarvan de breedte minder was dan Charlottes lengte. Een kleine tafel met een koperen kandelaar stond aan weerskanten van het bed en tegen de dichtstbijzijnde muur stond één stoel.
Langs de tegenoverliggende muur stonden drie eenvoudige houten kasten, ongetwijfeld in gebruik om de eigendommen van de tijdelijke bewoners van de kamer in op te bergen.
‘Je deelt de kamer met Mae en Becky. Allebei tengere meisjes, je hebt geluk. Ze zijn denk ik in een van de andere kamers op bezoek. Ze zullen straks wel komen. Onderaan de trap is een watercloset. Maar daar staat meestal een rij voor te wachten. Onder het bed staan nachtspiegels voor noodgevallen ’s avonds laat. We weten hoe het met de kraammeisjes gaat op het eind. Je bent verantwoordelijk voor het legen van je eigen pot, in elk geval tot rond je negende maand. Onze artsen geloven dat activiteit gezond is. Alle meisjes hebben corvee, zo lang je ertoe in staat bent. Morgen aan het ontbijt krijg je je opdracht. Acht uur. Vragen?’
In Charlottes hoofd buitelden de vragen over elkaar, maar ze schudde alleen haar hoofd.
‘Welterusten, dan.’ Gibbs ging de kamer uit.
2
Gedane zaken nemen geen keer.
Waarom getreurd om wat geschied is en niet herroepen kan worden?
Sophocles
Ze droomt of het is een herinnering, dat weet ze niet, maar het is een verrukkelijke sensatie. Ze danst met een jonge heer in Sharsted Court, een heer wiens naam ze niet meer weet, of misschien nooit heeft geweten. Ze voelt de beleefde druk van zijn hand in haar gehandschoende palm en ziet de warme bewondering in zijn verlegen blikken. Ze voelt zich zelfs gevolgd door bewonderende blikken terwijl ze zich moeiteloos beweegt door de patronen en passen van de dans. Wat ze niet voelt, hoopt ze, is opgeblazen ijdelheid maar eerder verrassing en blijdschap om de aandacht die ze krijgt. Haar zuster Beatrice is er vanavond niet bij. Mooie Bea zit thuis met een verkoudheid. Ze vindt het jammer voor haar, maar werkelijk, wat verrukkelijk om zich zo begeerd te voelen, een en al lieflijkheid in haar hemelsblauwe zijde. Bewonderaars in overvloed en haar hele leven ligt voor haar.