Home>>read Onvoorwaardelijk free online

Onvoorwaardelijk(2)

By:Julie Klassen


Ze draaide zich om en zag hem door de openstaande deuren in elkaar gedoken op de sofa voor het vuur zitten. Zijn grijzende haar zat in de war, wat niets voor hem was, en hij had zijn ochtendjas nog aan. Ze voelde haar keel dichtknijpen. Ze kon alleen maar knikken. Ze vroeg zich af of hij op het laatste moment nog milder zou worden. Zou hij haar hulp bieden, een paar afscheidswoorden van verzoening of ten minste spijt?

Met een stem die schor was door het vroege uur en van minachting zei hij: ‘Mijn enige troost is dat je moeder, God hebbe haar ziel, deze dag niet meer mee hoeft te maken.’

De opmerking stak opnieuw, hoewel hij dit vaker had gezegd, in nog wel scherpere termen. Charlotte slikte haar tranen weg, stapte de pastorie uit en deed de deur zachtjes achter zich dicht. Ze liep door de tuin en prentte hem in haar geheugen. Daar waren de keurig geknipte heggen die Buxley nog steeds in de vorm leidde die haar moeders voorkeur had. Daar de verfijnde bloembedden met hun ingenieus gemengde kleurpaletten, geleidelijke hoogtes en varierende structuren – riddersporen, spirea, korenbloemen, campanula’s, lelies — die Charlotte allemaal ter nagedachtenis aan haar moeder had proberen te houden, tot nu toe tenminste. Ze haalde diep adem, toen nog eens, genietend van de zwaar van dauw doordrongen geuren van zoete violen en paarse speldenkussens. Ze was niet van plan een bloem te plukken om mee te nemen, een bloem die zou verwelken voordat ze haar bestemming had bereikt, maar toen zag ze hem. Een smerige zijdeplant in de border van de scheefbloemen, die Buxley Billy-kom-naar-huis noemde. Hoe was het mogelijk dat ze die niet eerder had gezien? Ze liep met grote passen naar de stengel toe en trok eraan met haar vrije hand, maar de stengel wilde niet meegeven. Ze zette haar tassen en hoedendoos neer en trok met beide handen, tot het hele koppige geval met wortel en al uit de aarde kwam. Ze wilde de tuin van haar moeder in volmaakte orde achterlaten. Maar voor hoelang? Wie zal er voor uw tuinen zorgen, moeder? Buxley zal zijn best doen. Maar hij wordt er niet jonger op. Met de paarden en al het zware werk dat op hem neerkomt, moet de tuin eronder lijden. En Beatrice moet niets hebben van een tuin, dat weet u wel.

In een nostalgische impuls plukte Charlotte een trosje kleine paarse bloempjes van de zijdeplant en hield ze even bij haar neus — het rook verrassend zoet — en liet ze toen in haar reticule vallen. De stengel gooide ze op de vuilnishoop terwijl ze Church Hill afdaalde. Toen ze over haar schouder keek naar de krijtwitte pastorie, viel haar oog op een gezicht voor een van de bovenramen. Beatrice. Haar zus had een ijzige blik en maakte geen aanstalten om te zwaaien. Toen Beatrice zich afwendde van het raam, draaide Charlotte zich ook om, wensend dat zij zich als eerste had afgewend. Twee minuten later arriveerde zoals verwacht de postkoets.

‘Dag, juffrouw Lamb,’ zei de koetsier terwijl hij zijn paarden stilhield.

‘Goedemorgen, meneer Jones.’

‘Wilt u meerijden naar het dorp?’

‘Ja, graag.’

Hij nam haar tassen van haar over en hielp haar op de bok. ‘Zeker weer op weg voor een bezoek aan uw tante?’ Hij zette haar reistas naast haar.

Ze wilde niet meer liegen dan nodig was. ‘Ik voel me altijd zo gelukkig bij hen.’

‘En waarom niet. Beste mensen, uw oom en tante. Ik ken geen betere.’

‘U bent heel vriendelijk.’

Ze klemde haar reistas tegen zich aan toen de koets weer aantrok. Haar royale mantel beschutte haar tegen de vochtige ochtendlucht en nieuwsgierige toeschouwers — en zelfs tegen de scherpste kanten van het afscheid van haar vader. Ze wilde niet huilen, niet nu, niet hier, waar dorpelingen die ze kende haar konden zien en raden dat ze niet vertrok voor een vakantie, maar voor een veel duisterder onderneming.

Toen de koetsier haar hielp uitstijgen bij Chequers Inn, nam ze niet de postkoets naar Hertfordshire en tante Tilney, maar de postkoets naar Londen.



De zwarte, gesloten postkoets vond schokkend en botsend zijn weg naar het westen van Londen. Toen de koetsier de vermoeide paarden ‘ho’ toeriep, kwam Charlotte van haar zitplaats, verzamelde haar spullen en drong naar buiten voordat de koetsier haar kon helpen uitstijgen.

Haastig liep ze door Oxford Street, langs de kantoorboekhandel en de behanger, langs de porselein- en glasman en de manufacturenwinkel. In noordelijke richting wandelend over de drukke Tottenham Court Road passeerde ze zilversmeden, drogisterijen en woonhuizen die duidelijk niet erg chic waren. Toen stapte ze van de keien af en stak de vochtige, smalle Gower Mews over. Aan het eind van de steeg bleef ze even stilstaan tussen marktwagens en afvalkarretjes om over haar schouder te kijken en zichzelf ervan te verzekeren dat niemand haar gadesloeg. Toen glipte ze naar binnen door de achterdeur van de Old Towne Tea Shoppe en, met een verontschuldigend knikje naar de eigenares, de voordeur uit Gower Street op, waar ze haar zwarte paraplu uitklapte tegen de lichte motregen en eventuele nieuwsgierige ogen. Met gebogen hoofd stapte ze over een goot vol vuilnis en wandelde kordaat verder. Toen ze een bord tegenkwam met de naam Store Street keek Charlotte naar de aanwijzingen die haar tante voor haar had opgeschreven. Hier moest het zijn.