Nanny Slaat Terug(14)
‘Nou, wij waren een stelletje ouwe chagrijnige zeurpieten en jij hebt wat orde bij ons geschapen.’ Ik denk terug aan de weken sessies die het me heeft gekost om de Tipton-traditie van het promotie geven op basis van ‘een goed gevoel’ te vervangen door geformaliseerde functioneringsbeoordelingen. ‘En de school zit in een lastig parket – de manager personeelsontwikkeling, wat je in míjn tijd de bovenmeester noemde, maar goed, ik zit pas twintig jaar in dat bestuur…’ Hij snuift afkeurend. ‘Hoe dan ook, dat mens zou gisteren terugkomen van zwangerschapsverlof, maar in plaats daarvan heeft ze ontslag genomen. Ze denken dus dat er een ander moet komen, maar ik heb tenminste doorgedrukt dat het een parttimebaan wordt. We hebben onze vingers gebrand, zie je.’
Ik hum vrijblijvend om mijn begrip te tonen.
‘Er waren bedenkingen tegen het aannemen van weer een vrouw, maar ik heb gezegd dat jij al een compleet gezin hebt en dus niet zo onbetrouwbaar bent.’
Ik haal adem door mijn ver opengezakte mond. ‘In feite heb ik geen…’
‘En ze moeten zo snel mogelijk iemand hebben. Ik heb mijn oude studiegenoot aanbevolen, het vroegere hoofd van Choate, heeft nu zijn eigen consultancybedrijf, maar ze willen weer een consultant voor het bedrijfsleven, iemand die onze taal spreekt. Maar goed, het schuift driehonderd.’
‘Driehonderd?’
‘Per uur. Maximaal.’
Ik stomp opgetogen met mijn gewonde hand in de lucht. ‘Tja…’ – ik hou mijn stem in bedwang – ‘… als het om een school gaat, wil ik er wel over nadenken.’
‘Fantastisch. Sinds ze met verlof is gegaan, heb ik ik weet niet hoeveel weekends verspild aan telefoongesprekken met die lui en hun klachtencommissie. Het onderwijzend personeel is een rumoerig, ruzieachtig volkje. Je kent die academici, ze horen zichzelf graag praten. De directeur verwacht je vanmiddag op school voor je sollicitatiegesprek.’
Ik rommel in de gereedschapskist, vind een potlood en loop naar een leeg stuk roze muur om te beschrijven. ‘Goed, even mijn agenda pakken…’
‘Mijn secretaresse belt je nog om de details door te geven. Heel erg bedankt.’
‘Graag gedaan.’
‘Er zitten een paar grote namen uit de zakenwereld in het bestuur, goed voor je netwerk,’ zegt hij nog, alsof het hem net te binnen schiet. Ik maak een vreugdehuppeltje en Grace houdt haar kop schuin.
‘Ik verheug me erop ze te ontmoeten,’ zeg ik met vaste stem.
‘Mooi zo. Tot ziens.’
‘Tot ziens.’ Klant nummer twee van Nan Hutchinson Consulting is binnen!
Een uur later, als ik nog steeds roze verf onder mijn nagels vandaan zit te peuteren, trekt de taxi op en remt weer in de opstopping van het spitsuur.
‘Wilt u ik neem Fourteenth Street?’
Ik pak mijn BlackBerry uit mijn tas om het adres nog eens te controleren. ‘Het is aan Sixteenth Street, ter hoogte van Ninth.’
‘Meatpacking District. Ik neem Fourteenth Street.’
‘Prima.’ Ik pak mijn tas, waarin een haastig opgesteld en vrij algemeen plan zit om de ‘ruis’ van het onderwijzend personeel te doorbreken. De taxi is afgeslagen en kruipt nu door een Fourteenth Street die ik ken uit de dvd’s van Sex and the City, maar die me als New Yorker toch verbijstert. Zo te zien hebben alle belangrijke vlaggenschipwinkels uit Madison Avenue het anker gelicht en zijn ze naar het zuiden gedreven, waar ze weer hebben aangelegd in wat ik me uit mijn tienerjaren herinner als een stinkend stuk godvergeten, van bloed doorweekte klinkers. Misschien deelt Intermix nu zijn opslagruimte met hangende koeienkadavers. Misschien heeft de mode het eindelijk gewonnen en wordt er in Manhattan helemaal niet meer gegeten.
‘Is hier.’ De taxichauffeur houdt zijn hoofd schuin en ik vis geld uit mijn portemonnee terwijl ik door het raam naar het grote witte gebouw met rijen markante ronde ramen kijk.
‘Nee, dat is Safe Harbor House,’ zeg ik, doelend op de opvang voor weggelopen tieners. Ik kijk weer naar het adres in mijn BlackBerry.
‘Is straat,’ zegt de chauffeur vol overtuiging. Het achterportier zwaait open en een tiener met een Louis Vuitton-rugzak met monogram steekt haar hoofd naar binnen.
‘Sorry,’ zegt ze, maar ze blijft zo staan.
Ik schuif opzij om uit te stappen en tuur naar het spookachtige silhouet van de woorden ‘Safe Harbor’ in de betonnen gevel. Ik ruil in een walm van parfum en Marlboro Light van plaats met het meisje en een vriendin, ontwijk hun uitgestoken konten en bereik de dubbele deur van gematteerd staal. Tot mijn opluchting zie ik een discreet glazen bord dat in de geëtste blokletters van een duur hotel verkondigt dat hier THE JARNDYCE ACADEMY 1878 is gevestigd.