Reading Online Novel

Nanny Slaat Terug(13)



‘Wacht.’ Hij draait zich om en tuurt naar me. ‘Je zei dat je je portemonnee kwijt was. Ik geef je wat geld voor een taxi.’

‘Ik loop wel.’ De stevige lentebries strijkt langs zijn overhemd en plakt het aan zijn lijf.

‘Toe, Grayer, laat me je dan in elk geval een jas van mijn man geven…’

Maar hij loopt de straat uit, met de tas gedraaid aan zijn pols, zijn handen diep in zijn zakken en zijn schouders gekromd tegen de kou, terwijl ik wanhopig zoek naar iets – maakt niet uit wat – wat ik kan zeggen om hem te laten blijven, een paar minuten extra te winnen om dit in orde te maken, maar ik besef met een misselijkmakende zekerheid dat niets hem ertoe zou kunnen brengen zich om te draaien.

Het is de tweede dag zonder Steve en ik kijk met mijn hoofd schuin naar het plekje knalroze verf op de badkamermuur, wachtend tot het borrelend loslaat. Zoals de tekst op de doos van het heteluchtpistool beloofde. Die kloterige dozen van elektrisch gereedschap met hun zelfverzekerde vrolijke kleuren en foto’s van fris ogende mensen met een hand op een in denim gestoken heup terwijl ze met de andere het betreffende stuk gereedschap in de lucht houden alsof het zo licht is als een veertje. Geen zweet, geen blaren, geen tekstballon met een vloek erin uit een blij glimlachende mond. Alsof de fotograaf ze heeft betrapt terwijl ze overwogen of ze een appel zouden eten of gewoon dat stuk gereedschap zouden pakken en een douche installeren. Niets duidt op de pijnlijke armen, stijve rug, verbrande vingers of god mag weten hoeveel lagen walgelijke roze verf die lachen om het lauwe straaltje lucht waarmee ik ze bewerk.

Bij het geringste zweterige blijk van chemische scheiding leg ik het heteluchtpistool op de rand van de wasbak en begin te schrapen en te schuren, schrapen en schuren. Ik mag dan niet in staat zijn erachter te komen waar in die beerput van een kelder de reserveaardlekschakelaar zit, ik mag dan niet in staat zijn ook maar één elektricien de komende week naar deze buurt in het noorden te lokken, ik mag dan niet in staat zijn mijn ellendige aannemer te pakken te krijgen, die na zijn openingszet, het strippen van twee badkamers en een keuken, een oorverdovende stilte heeft laten vallen, en ik mag dan niet in staat zijn Grayer over te halen naar een martelend late verontschuldiging te luisteren, maar ik zál die afgrijselijke roze verf van dat… @#%^* houtwerk krijgen. ‘Kut!’

Ik laat het schuurblokje vallen en prop mijn bloedende knokkel in mijn mond. Grace waggelt naar me toe, met haar kop gebogen in de veronderstelling dat zij iets goed te maken heeft voor elke krachtterm die ik bezig. ‘Al goed,’ mompel ik om mijn gekromde vingers heen. ‘Niets aan de hand.’ Ik reik over haar pogingen tot likken heen naar de kraan. Het water schiet in drie spastische bruine stoten uit de opening en wordt dan een gestaag druppelen, waaronder ik mijn schrijnende wond hou.

Terwijl het koude water over mijn vingers sijpelt, haal ik diep adem en ga op de rand van de badkuip zitten. ‘Zie je dat?’ Ik knik naar de vijftien centimeter kaal hout van het raamkozijn die ik in vijf uur zwoegen heb blootgelegd. ‘Dat heb ik allemaal gedaan.’ Grace legt haar kop op mijn knieën. ‘Fijn dat je er bent.’ Ik buk me om haar harige snuit te zoenen en zie het scherm van mijn mobieltje oplichten bij de gereedschapskist.

Een spoor van rode druppels in de bladders verf trekkend pak ik het op. Ik hoop dat het Ryan is die terugbelt, zodat ik hem over Grayer kan vertellen, maar tot mijn verbazing zie ik het Zweedse landnummer. ‘Hallo?’

‘Nan?’ zegt een oude kraakstem aan de andere kant van de lijn. ‘Spreek ik met Nan Hutchinson?’

‘Ja, daar spreekt u mee.’ Ik laat mijn stem zakelijk een octaaf zakken. ‘Wat kan ik voor u doen?’

‘Je spreekt met Philip Traphagen.’

‘Ja?’

‘Mijn secretaresse heeft je naam van de universiteit gekregen. Je was… afgelopen herfst, geloof ik, als consultant werkzaam bij mijn bedrijf hier in Stockholm.’

‘Ja! Ja, het Tipton Fund.’ Ik zie een snelle diashow van mijn laatste stage voor mijn geestesoog voorbijtrekken: blanke man, blanke man, blanke man – het enige verschil zat hem in de kleuren van de initialen op de manchetten van hun maatoverhemden. Geen idee. ‘Natuurlijk. Wat kan ik voor u doen, Mr. Traphagen?’

‘Nou, ik zit in het bestuur van mijn oude school in Manhattan… Daar woon jij nu toch?’

‘Ja, dat klopt.’ Ik kijk door het raam naar de plastic tassen die als bloesems aan de boom in de achtertuin hangen.

‘Het is een uitstekend voorbereidend instituut, maar we hebben een consultant nodig.’

‘Wat leuk dat u aan me hebt gedacht.’ Ik veeg mijn natte hand af aan mijn t-shirt en omklem de telefoon met mijn rug recht en mijn portemonnee open.