Nanny Slaat Terug(12)
‘Shit.’
Als ik de volgende ochtend mijn ogen opendoe, zie ik Grayer Addison X midden in mijn woonkamer – mijn toekomstige woonkamer – staan, die deels alleen een ondervloer heeft en deels met parket is belegd, met hier en daar een enkel geërfd meubelstuk dat kortgeleden uit de opslag is bevrijd. ‘Hé.’ Ik haal een hand door mijn haar en richt me op uit grootvader Hutchinsons oorfauteuil. ‘Hoe voel je je?’
Hij heeft een hand in zijn zij en houdt met de andere het lusje van zijn jas vast. Hij draait zich om en kijkt me wantrouwig aan, en dan begrijp ik dat hij stilletjes weg wilde glippen. ‘Ik kan mijn telefoon niet vinden.’
‘Ja, je telefoon!’ Ik sta op en voel een pijnscheut in mijn stijve nek. ‘Ik, eh…’ Ik wrijf in mijn nek en loop naar de schoorsteenmantel. Grace springt op en draait achtjes om ons heen. ‘Ik weet het. Je moet plassen.’ Ik klop op haar bewegende rug en pak het toestel van het beroete marmer. ‘Hier.’ Ik reik het Grayer aan, en hij steekt zijn hand uit zonder een stap dichterbij te komen. Ik sta er klungelig bij terwijl hij zijn jas over zijn arm hangt om zijn e-mail te controleren.
‘Grayer, ik ben heel blij dat je me hebt gevonden,’ begin ik mijn toespraak, die helemaal verkeerd klinkt in het daglicht dat door de met kranten bedekte ramen wordt gefilterd.
Hij knikt met een afwezig glimlachje – het glimlachje waarmee hij zich vast ook van zijn moeder afmaakt – en scrolt met geloken ogen door zijn berichten.
‘Wat ik maar wil zeggen is, eh…’ Opeens voelt het alsof ik probeer hem over te halen me een brunch aan te bieden nadat we samen dronken de nacht hebben doorgebracht.
‘Ik moet weg.’ Hij tilt de arm met de jas erover op en we ruiken allebei tegelijk de geur van zijn braaksel.
‘Ik geef je een tas! Om die jas in te stoppen. Zó wil je er niet mee over straat,’ kweel ik als een vrouw uit een Febrezespotje.
‘Graag.’ Hij loopt achter me aan door de met gereedschap overladen werkplek die ooit mijn eetkamer moet worden naar de gestripte keuken, waar ik in de enige kast rommel tot ik de plastic tassen heb gevonden.
‘We hebben alles leeggehaald voor de aannemer, zodat hij kan beginnen. Hij zal officieel al wel begonnen zijn, maar god, wat duurt het lang voordat hij op gang komt. Dus… kijk eens aan!’ Ik schud met een knal een tas uit en hij stopt de jas erin en zet een pas achteruit. ‘Heb je zin in koffie? O, shit, de zekering is gesprongen. Ik zou het apparaat in de badkamer boven kunnen zetten. Een glas water misschien?’ Ik pak Grace’ bak van de vloer en strooi haar ontbijt erin.
‘Ik hoef niets.’
Ik zet de bak neer en Grace stort zich erop alsof het een doodgewone dag is. ‘Goed, maar… ik vind dat ik je iets zou moeten aanbieden of zoiets…’
‘Ik moet weg. Bedankt.’ Hij draait zich om en ik moet rennen om hem in te halen op weg naar de voordeur. Ik kijk naar zijn brede rug, zoekend naar moed, en besef dat ik niet weet of wat ik nu wil zeggen, voor hem of voor mij is bestemd. In de hal blijft hij staan en kijkt naar zijn instappers. ‘Ik was best wel… dronken vannacht, dus wat ik ook heb gezegd…’
‘Geen punt.’ Ik wuif het nadrukkelijk weg.
‘Dank je dat je me, eh, op de bank hebt gelegd.’
‘Vanzelf. Je bent een stuk zwaarder geworden.’ Ik glimlach, maar zijn gezicht verstrakt.
‘Nou, goed dan…’
‘Grayer, luister, ik moet dit zeggen, dus wil je alsjeblieft…’
‘Ik kan het niet.’ Hij omklemt de plastic hengsels van de tas en kijkt over mijn hoofd naar de barsten in het plafond. ‘Mijn ouders hebben het moeilijk en ik had het even niet meer, niets aan de hand. Ik red me wel. Het is allemaal… prima. Sorry dat ik je lastig heb gevallen.’
‘Maar dat heb je niet gedaan! Ik heb helemaal geen last van je gehad…’
‘Want je bent je Fight Club-rekruten aan het inwerken?’
Ik lach verbaasd en hij grijnst even. Zo ken ik hem weer. ‘Je bent echt geestig. Je bent altijd al geestig geweest.’
‘Zou je…’ Hij gebaart met de tas naar de deur.
‘Ja.’ Ik maak alle sloten open en hou de deur voor hem open. ‘Je bent vrij.’
Grace dribbelt vanuit de keuken de hal in, haar blonde snuit likkend.
‘Tot ziens.’ Grayer legt zijn hand, die zo groot is als haar hele kop, tussen haar oren. ‘Tot ziens.’ Hij draait zich naar me om en geeft me een hand, zoals het hem is geleerd. Ik schud zijn hand. Dit is fout. Ik doe het weer fout.
‘Kom nog eens terug,’ zeg ik zonder erbij na te denken.
‘Oké.’ Hij stapt de felle zon in en stampt het stoepje af.