Moord op afspraak(74)
Nan was zes minuten ouder dan ik. Dat liet ze me nooit vergeten. Zij was spontaan, ik verlegen.
Chris Sheridan en zijn moeder waren vermoedelijk tot een vergelijk gekomen ten aanzien van Nans dood, dacht Darcy. Het programma Waargebeurde misdrijven, de moord op Erin, de ontvangen schoenen en nu ik. Ze werden gedwongen om geheelde littekens open te rijten. Ze zullen geen rust hebben zolang dit niet voorbij is. En ik evenmin.
De smart die Chris’ gezicht op dat moment vertoonde, beroofde het van de distinctie en het intense zelfvertrouwen dat een paar dagen geleden nog zo opvallend aanwezig was geweest. ‘Ik wil je moeder graag ontmoeten,’ zei Darcy. ‘Ze woont in Darien, hè?’
‘Ja. Ik zal je erheen rijden.’
‘Ik ga zondagmorgen vroeg naar Wellesley om Erins vader te bezoeken. Als het goed is, kom ik op de terugweg even langs. Aan het einde van de middag.’
‘Dat klinkt alsof het een lange dag voor je wordt. Zou morgen niet beter zijn?’
Darcy vond het bespottelijk dat ze op haar leeftijd nog bloosde. ‘Ik heb al plannen voor morgen.’
Ze stond op om te vertrekken. Ze had om halfzes afgesproken met Robert Kruse, bij Mickey Mantle. Na hem had er niemand meer gebeld. Haar afspraakjes via contactadvertenties waren afgehandeld. Volgende week zou ze gaan schrijven op de advertenties die Erin had omcirkeld.
Len Parker was prikkelbaar geweest op zijn werk. Als onderhoudsman bij de universiteit van New York was er niets wat hij niet kon repareren. Niet dat hij veel had gestudeerd. Het kwam simpelweg door het gevoel van metaaldraden in zijn handen, het gevoel van een slot en grendel, deurposten, schakelaars. Hij hoefde eigenlijk alleen routineklusjes op te knappen, maar wanneer hij iets zag wat niet in orde was, repareerde hij het vaak zonder er iets over te zeggen. Alleen dan had hij rust. Vandaag waren zijn gedachten echter wanordelijk. Hij had tegen zijn trustee geschreeuwd toen deze erop had gezinspeeld dat hij ergens een huis zou hebben. Wie ging dat iets aan? Wie? Zijn familie? Wat was daarmee? Zijn broers en zusters. Nooit nodigden ze hem eens uit. Blij dat ze geen last van hem hadden. Die vrouw... Darcy. Hij was misschien onbeschoft tegen haar geweest, maar ze had geen idee hoe koud het was geweest om buiten voor dat chique restaurant te staan tot hij haar zijn excuses kon aanbieden.
Hij had dat aan meneer Doran, de zaakgelastigde, verteld en meneer Doran had gezegd: ‘Lenny, als je nou maar eens wilde inzien dat je genoeg geld hebt om de rest van je leven iedere avond bij Le Cirque of waar dan ook te gaan eten!’
Meneer Doran begreep het gewoonweg niet.
Lenny herinnerde zich hoe zijn moeder voortdurend tekeerging tegen zijn vader. ‘Straks komen je kinderen nog op straat te staan door die onzinnige investeringen van jou!’ Lenny kromp dan ineen onder de dekens. Hij verafschuwde het idee om buiten in de kou te staan.
Was hij toen begonnen om in zijn pyjama naar buiten te gaan, om er alvast aan gewend te zijn wanneer het werkelijk zou gebeuren? Niemand wist dat hij dat deed. Tegen de tijd dat zijn vader al dat geld had verdiend, was hij aan de kou gewend. Het was moeilijk het zich te herinneren. Hij raakte zo in de war. Soms verbeeldde hij zich dingen die niet gebeurden. Zoals Erin Kelley. Hij had haar adres opgezocht. Ze had hem gezegd dat ze in Greenwich Village woonde, en daar stond ze: Erin Kelley, Christopher Street 101.
Hij was haar op een avond gevolgd. Of niet?
Vergiste hij zich?
Had hij het alleen maar gedroomd dat ze die bar binnenging en hij buiten stond? Ze ging zitten en bestelde iets. Hij wist niet wat het was. Wijn? Sodawater? Wat kon het schelen? Hij had geaarzeld of hij naar binnen zou gaan om haar gezelschap te houden. Toen was ze naar buiten gekomen. Hij wilde juist naar haar toe gaan en haar aanspreken toen die stationcar stopte.
Hij kon zich niet herinneren of hij de chauffeur had gezien. Soms zag hij in zijn dromen een gezicht.
Erin stapte in.
Dat was de avond waarop ze volgens zeggen was verdwenen. Het punt was dat Lenny niet zeker wist of hij het alleen maar had gedroomd. En als hij het de politie zou vertellen, zouden ze dan beweren dat hij gek was en hem terugbrengen naar die plaats waar ze hem opsloten?
18
Zaterdag, 9 maart
Op zaterdag, rond het middaguur, zaten de FBI-agenten Vince d’Ambrosio en Ernie Cizek in een donkergrijze Chrysler aan de overkant van de straat tegenover de ingang van Christopher Street 101.
‘Daar gaat hij,’ zei Vince. ‘Opgedoft voor zijn vrije dag.’ Gus Boxer verliet het flatgebouw. Hij droeg een rood-zwart geruit honkbaljack op een wijde donkerbruine polyester broek, zware rijglaarzen en een zwarte pet die zijn gezicht gedeeltelijk aan het oog onttrok.
‘Noem je dat opgedoft?’ riep Ernie uit. ‘In zo’n uitmonstering zou je eerder denken dat hij bezig is een weddenschap in te lossen.’