Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(95)



Het moet iets heel groots zijn, dacht Wallander. Als het klopt wat ik denk, dat hij hier echt achter zit, dan moeten Gustaf Torstensson, en ook Lars Borman, iets hebben ontdekt wat zijn hele imperium bedreigde. Sten Torstensson wist vermoedelijk niet wat het was. Maar hij zocht mij op; hij vermoedde dat hij in de gaten werd gehouden, hetgeen ook bleek te kloppen. En ze konden het risico niet nemen dat hij zijn kennis verder verspreidde. Ze konden ook niet riskeren dat Berta Dunér iets wist.

Het moet iets heel groots zijn, dacht hij weer. Iets heel groots dat misschien wel past in een plastic container die aan een koelbox doet denken.

Wallander ging koffie halen. Daarna keerde hij terug naar zijn kamer om zijn vader te bellen.

‘Het stormt’, zei Wallander. ‘Het risico bestaat dat uw dak kapotwaait.’

‘Daar kijk ik naar uit’, zei zijn vader.

‘Waarnaar?’

‘Dat ik meemaak dat mijn dak wegfladdert als een wiek over de akkers. Dat heb ik nog nooit eerder beleefd.’

‘Ik had het allang moeten veranderen’, zei Wallander. ‘Maar ik zal zorgen dat het voor de winter gedaan is.’

‘Dat moet ik nog zien gebeuren’, zei zijn vader. ‘Dat betekent dat je hier moet komen.’

‘Ik zal er de tijd voor nemen’, zei Wallander. ‘Hebt u nog nagedacht over wat er in Simrishamn is gebeurd?’

‘Waar moet ik aan denken?’ vroeg zijn vader. ‘Ik deed wat juist was.’

‘Je kunt niet zomaar beginnen te vechten’, antwoordde Wallander.

‘Ik betaal geen boete’, zei zijn vader. ‘Dan ga ik nog liever de gevangenis in.’

‘Daar is geen sprake van’, zei Wallander. ‘Ik bel u vanavond om te horen hoe het met het dak is gegaan. Er kunnen windstoten met orkaankracht komen.’

‘Misschien moet ik op de schoorsteen klimmen’, zei zijn vader.

‘Waarom zou u dat in vredesnaam doen?’

‘Om eens een vliegtochtje te kunnen maken.’

‘U zult te pletter vallen. Is Gertrud er niet?’

‘Ik neem haar mee’, zei zijn vader en hij beëindigde het gesprek.

Wallander bleef zitten met de hoorn in zijn hand. Op hetzelfde ogenblik kwam Björk de kamer binnen.

‘Als je moet bellen dan wacht ik wel even’, zei hij.

Wallander legde de hoorn neer.

‘Ik hoorde van Martinson dat doctor Harderberg een levensteken heeft gegeven’, zei Björk.

Wallander wachtte op een vervolg maar dat bleef uit.

‘Was dat een vraag?’ zei hij. ‘In dat geval kan ik bevestigen dat Martinson gelijk heeft. Afgezien van het feit dat het niet Harderberg zelf was die belde. Hij bevindt zich in Barcelona en wordt in de loop van de dag thuis verwacht. Ik heb voor vanavond een afspraak verlangd.’

Wallander zag dat Björk zich bezwaard voelde.

‘Martinson zei dat hij met je mee zou gaan’, zei Björk. ‘De vraag is of dat zo gepast is.’

‘Waarom zou dat niet gepast zijn?’ vroeg Wallander verbouwereerd.

‘Ik bedoel niet dat Martinson ongeschikt is’, zei Björk. ‘Ik had gedacht dat ik zelf mee zou kunnen gaan.’

‘Waarom?’

‘Doctor Harderberg is ondanks alles niet de eerste de beste.’

‘Jij kent het onderzoek toch niet zo goed als Martinson en ik. We gaan niet naar kasteel Farnholm voor een beleefdheidsbezoek.’

‘Als ik meeging zou daar misschien een rustgevende werking van uit kunnen gaan. Daar hebben we afspraken over gemaakt. Doctor Harderberg moet niet verontrust raken.’

Wallander dacht na voordat hij een antwoord gaf. Ook al besefte hij tot zijn irritatie dat Björk mee wilde om te controleren of Wallander zich niet op een manier gedroeg die naar zijn mening als ongeschikt voor een politieman kon worden beschouwd, schadelijk voor het aanzien van het korps, dan had Björk er wel gelijk in dat Harderberg zich geen zorgen moest gaan maken over hun interesse.

‘Ik begrijp je gedachte’, zei hij. ‘Er kan echter ook een tegengestelde werking van uitgaan. Het is wel erg opzienbarend wanneer een hoofdcommissaris meegaat naar een vraaggesprek dat routine is.’

‘Ik wilde de gedachte alleen maar opperen’, zei Björk.

‘Martinson is prima’, antwoordde Wallander terwijl hij opstond. ‘Ik geloof dat ons overleg gaat beginnen.’

Op weg naar de vergaderruimte dacht Wallander dat hij ooit in zijn leven zou moeten leren oprecht te zijn. Hij had tegen Björk moeten zeggen waar het op stond: dat hij hem niet mee wilde hebben, dat hij zijn onderdanigheid ten opzichte van Alfred Harderberg niet kon accepteren. In het gedrag van Björk voelde hij iets van de condities van de macht, iets waaraan hij vroeger nauwelijks ooit een gedachte had gewijd. Toch wist hij dat de hele maatschappij van dergelijk gedrag doortrokken was. Er stond altijd iemand boven je die, expliciet of impliciet, de condities bepaalde voor degene die onder hem stond. Uit zijn jeugd kon hij zich de arbeiders herinneren die met de pet in de hand hadden gestaan wanneer er iemand langskwam die over hun leven beschikte. Hij dacht aan de gebogen rug van zijn vader voor de Zijderidders. Hij realiseerde zich dat de pet in de hand er nog steeds was, ook al was die pet vandaag de dag dan onzichtbaar.