Kurt Wallander 04(94)
‘Ik zal contact met hem opnemen’, herhaalde Jenny Lind.
‘Ik ben u dankbaar voor uw telefoontje’, zei Wallander en hij beëindigde het gesprek.
Opeens was hem iets te binnen geschoten. Met de hulp van Ebba kreeg hij Martinson te pakken en hij vroeg hem te komen.
‘Alfred Harderberg heeft van zich laten horen’, zei hij. ‘Hij bevindt zich in Barcelona en is op weg naar huis. Ik was van plan Ann-Britt mee te nemen en er vanavond heen te gaan.’
‘Ze zit thuis met een ziek kind’, zei Martinson. ‘Ze heeft net gebeld.’
‘Dan moet jij meegaan’, zei Wallander.
‘Met alle plezier. Ik wil dat aquarium met goudzand wel eens zien.’
‘En dan nog iets’, vervolgde Wallander. ‘Wat weet jij van vliegtuigen?’
‘Niet veel.’
‘Ik moest ergens aan denken’, zei Wallander. ‘Alfred Harderberg heeft een eigen straalvliegtuig. Een Gulfstream, wat dat ook mag zijn. Maar dat moet ergens geregistreerd staan. Er moeten vluchtschema’s zijn die laten zien wanneer hij onderweg is en waar hij heen gaat.’
‘Hij moet op zijn minst een paar piloten hebben , zei Martinson. ‘Ik zal dat uitzoeken.’
‘Laat iemand anders dat doen’, zei Wallander. ‘Jij hebt belangrijkere zaken om je mee bezig te houden.’
‘Ann-Britt kan thuis wel bellen’, zei Martinson. ‘Ik denk dat ze blij is als ze wat nuttigs kan doen.’
‘Ze kan een goede politievrouw worden’, zei Wallander.
‘Dat kunnen we altijd hopen’, antwoordde Martinson. ‘Maar eerlijk gezegd weten we dat nog niet. We weten alleen dat ze het goed deed op de politieschool.’
‘Je hebt gelijk’, zei Wallander. ‘De werkelijkheid kun je op school nooit imiteren.’
Nadat Martinson de kamer had verlaten, ging Wallander het overleg voorbereiden dat het rechercheteam om negen uur had. Toen hij die ochtend wakker was geworden, stonden zijn nachtelijke gedachten over alle losse eindjes hem nog levendig voor de geest. Hij had besloten dat ze zo snel mogelijk moesten proberen om alles af te schrijven wat niet onmiddellijk als belangrijk voor het onderzoek kon worden aangemerkt. Zou op een later moment blijken dat het spoor dat ze hadden besloten te volgen het verkeerde was, dan waren de losse eindjes er nog steeds. Pas dan zouden ze daar prioriteit aan geven.
Wallander schoof alle stapels papier op zijn bureau aan de kant en legde een wit velletje voor zich neer. Jaren geleden had Rydberg hem geleerd op welke manier je een lopend onderzoek met een nieuwe blik kon bekijken. ‘We moeten voortdurend van perspectief wisselen’, had hij gezegd. ‘Anders worden onze overzichten zinloos. Hoe gecompliceerd een onderzoek ook is, er moet altijd een mogelijkheid zijn om het aan een kind uit te leggen. We moeten het eenvoudig benaderen, zonder het echter te versimpelen.’
Wallander schreef: er was ooit een oude advocaat die een rijke man op een kasteel bezocht. Op weg naar huis benam iemand hem het leven en probeerde ons te laten geloven dat er een auto-ongeluk was gebeurd. Korte tijd later werd zijn zoon in zijn kantoor doodgeschoten. Hij had vlak daarvoor het vermoeden gekregen dat het geen auto-ongeluk was geweest. Hij had mij inmiddels ook opgezocht om mijn hulp in te roepen. Hij was in het diepste geheim naar Denemarken gereisd hoewel zijn secretaresse bericht kreeg dat hij in Finland was geweest. Daarvandaan was ook een ansichtkaart gekomen. Een paar dagen later begroef iemand een mijn in de tuin van de secretaresse van de beide advocaten. Een attente politieagente uit Ystad ontdekt dat zij en ik wanneer we naar Helsingborg rijden, door een auto worden gevolgd. Het advocatenkantoor heeft dreigbrieven ontvangen van een accountant van Provinciale Staten die later zelfmoord pleegt door zich in de buurt van Malmö in een boom te verhangen. Hoewel het het meest waarschijnlijk is dat ook hij is vermoord. Op dezelfde manier als met het auto-ongeluk was ook de zelfmoord in scène gezet. Al deze gebeurtenissen hebben met elkaar te maken. Maar er is niet op voorhand een verklaring beschikbaar. Er is niets gestolen, we kunnen geen passies van haat dan wel jaloezie ontdekken. Over blijft alleen een vreemde plastic container. En dan begint het allemaal weer opnieuw. Er was eens een oude advocaat die een rijke man op zijn kasteel bezocht.
Wallander legde zijn pen weg.
Alfred Harderberg, dacht hij. Een van de zijderidders van de nieuwe tijd. Die op de achtergrond aanwezig is, op de achtergrond van ons allemaal. Die de wereld over vliegt en zijn moeilijk te doorgronden zaken regelt alsof het een ritueel is waarvan alleen ingewijden de regels kennen.
Hij las door wat hij opgeschreven had. Hoewel de woorden helder waren, was er niets dat nieuw licht op het onderzoek wierp. En er was al helemaal niets dat erop wees dat Alfred Harderberg er werkelijk bij betrokken was.