Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(19)



‘Laat ik u eerst condoleren met alle verdrietige gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden’, begon hij aftastend. ‘Gustaf Torstensson heb ik eigenlijk maar bij een paar gelegenheden ontmoet, maar Sten Torstensson heb ik goed gekend.’

‘Hij heeft negen jaar geleden uw scheiding geregeld’, antwoordde Berta Dunér.

Op dat moment drong het opeens tot Wallander door dat hij haar kende. Zij had Mona en hem ontvangen tijdens de keren dat ze op het advocatenkantoor kwamen voor wat meestal eindigde in slopende en verscheurende bijeenkomsten. Haar haar was destijds minder grijs, misschien was ze ook iets dikker geweest. Toch verbaasde het hem dat hij haar niet meteen had herkend.

‘U hebt een goed geheugen’, zei hij.

‘Namen vergeet ik wel eens,’ antwoordde ze, ‘maar gezichten nooit.’

‘Het vergaat mij eigenlijk net zo’, antwoordde Wallander.

Het werd stil. Op straat reed een auto voorbij. Wallander realiseerde zich dat hij eigenlijk met zijn bezoek aan Berta Dunér had moeten wachten. Hij wist niet waar hij naar moest vragen, hij had niets om mee te beginnen. En aan de sombere beelden die hij aan de langdurige scheiding had overgehouden, wilde hij het liefst niet herinnerd worden.

‘U hebt al met mijn collega Svedberg gesproken’, zei hij na een poosje. ‘Helaas is het bij zwaardere misdrijven vaak noodzakelijk om met vragen door te gaan. Dat kan ook niet altijd met dezelfde politieman.’

Inwendig kreunde hij over de onhandige manier waarop hij zich uitdrukte. Hij was bijna opgestaan om met een verontschuldiging haar huis te verlaten, maar hij dwong zich ertoe zijn gedachten te ordenen.

‘Ik hoef niet te vragen naar wat ik al weet’, zei hij. ‘We hoeven het er ook niet over te hebben hoe u ’s ochtends op kantoor kwam en Sten Torstensson vermoord aantrof. Als u tenminste niet iets te binnen is geschoten wat u nog niet eerder verteld hebt?’

Haar antwoord kwam resoluut, zonder aarzeling.

‘Niets. Het was zoals ik aan meneer Svedberg heb verteld.’

‘De avond ervoor’, vervolgde Wallander. ‘Hoe laat bent u van kantoor weggegaan?’

‘Om ongeveer zes uur. Misschien vijf minuten over, niet later. Ik had een paar brieven gecontroleerd die juffrouw Lundin had uitgewerkt. Daarna heb ik naar meneer Torstenssons kamer gebeld om te vragen of hij nog iets nodig had. Hij zei van niet en wenste me een prettige avond. Daarna heb ik mijn jas aangetrokken en ben ik weggegaan.’

‘Sloeg de deur in het slot? En Sten Torstensson bleef alleen achter?’

‘Ja.’

‘Weet u wat hij die avond ging doen?’

Ze keek hem verwonderd aan.

‘Hij zou natuurlijk blijven werken. Een advocaat met de werkdruk van Sten Torstensson kan niet zomaar naar huis gaan.’

Wallander knikte.

‘Ik begrijp dat hij aan het werk was’, zei hij. ‘Ik vroeg me alleen af of hij aan een speciale, spoedeisende zaak bezig was?’

‘Alles had altijd haast’, antwoordde ze. ‘Omdat zijn vader een paar weken daarvoor gedood was, had hij natuurlijk een vreselijke werkdruk. Dat spreekt haast vanzelf.’

Wallander schrok van haar woordkeuze.

‘U bedoelt het auto-ongeluk?’

‘Wat zou ik anders bedoelen?’

‘U zei dat zijn vader gedood werd? Dat is een vreemde manier van uitdrukken.’

‘Je gaat dood of je wordt gedood’, zei ze. ‘Je gaat dood in je bed door iets wat een natuurlijke doodsoorzaak wordt genoemd, maar wanneer je omkomt bij een auto-ongeluk, dan moet u toch toegeven dat je gedood wordt?’

Wallander knikte langzaam. Hij begreep wat ze bedoelde. Toch twijfelde hij of ze niet ook iets anders had gezegd, of ze niet onbewust een mededeling had uitgezonden die de verdenkingen in herinnering riepen die Sten Torstensson hadden aangezet tot een bezoek aan hem op Skagen.

Opeens moest hij ergens aan denken.

‘Kunt u zich zo voor de vuist weg herinneren wat Sten Torstensson de dagen daarvoor deed?’ vroeg hij. ‘Zondag 24 en maandag 25 oktober?’

Het antwoord kwam prompt.

‘Toen was hij op reis’, antwoordde ze.

Sten Torstensson was dus niet in het geheim vertrokken, dacht hij.

‘Hij zei dat hij er een paar dagen tussenuit moest, weg van het verdriet over de dood van zijn vader’, vervolgde ze. ‘Ik heb alle afspraken die hij had natuurlijk afgezegd.’

Opeens, geheel onverwacht, barstte ze in huilen uit. Wallander wist plotseling helemaal niet wat hij moest doen. Zijn stoel kraakte onrustig onder zijn gewicht.

Ze stond haastig van de bank op en liep naar de keuken. Hij kon horen dat ze haar neus snoot. Daarna kwam ze terug.

‘Het is zo moeilijk’, zei ze. ‘Het is zo oneindig moeilijk.’

‘Ik begrijp het’, zei Wallander.