Kurt Wallander 04(17)
Een auto-ongeluk dat geen auto-ongeluk was. Een man die de laatste maanden van zijn leven probeerde te verbergen dat hij door iets van streek was.
Wallander dacht na over wat het bestaan van een advocaat nu eigenlijk kenmerkte. Verdedigen wanneer een officier van justitie iemand wilde aanklagen. Juridisch advies geven. Een advocaat hoorde voortdurend vertrouwelijke dingen. Een advocaat was gebonden aan een streng toegepaste zwijgplicht.
Wallander realiseerde zich iets waaraan hij niet eerder had gedacht: dat advocaten de dragers van veel geheimen zijn.
Na een poosje stond hij op.
Het was nog te vroeg om conclusies te trekken.
Toen hij de kamer verliet, zat Sonja Lundin nog steeds roerloos op haar stoel. Hij opende de deur van Sten Torstenssons kamer. Heel even schrok hij op, alsof het lichaam van de dode Torstensson nog op de grond lag, precies zoals hij op de foto’s in het onderzoeksmateriaal had gezien. Maar het enige wat er lag, was een plastic zeil. De donkergroene vloerbedekking hadden de technici van de politie meegenomen.
De ruimte deed denken aan de kamer die hij net verlaten had. Het enige verschil was dat hier een paar moderne bezoekersstoelen bij het bureau stonden.
Er lagen geen papieren op het bureau. Dit keer ging Wallander niet in de bureaustoel zitten.
Ik ben alleen nog maar bezig aan de oppervlakte te krabben, dacht hij. Het is alsof ik net zozeer naar mijn omgeving aan het luisteren ben als dat ik die met mijn ogen probeer te registreren.
Hij verliet de kamer en deed de deur achter zich dicht. Svedberg was teruggekeerd en bood Sonja Lundin een broodje aan dat hij gekocht had. Wallander schudde zijn hoofd toen hij op zijn beurt een broodje aangeboden kreeg. Hij wees naar de vergaderkamer.
‘Daar zitten twee zogenoemde executeurs van de Orde van Advocaten’, zei Svedberg. ‘Die nemen alle documenten door die hier zijn. Ze registreren, plomberen en denken na over wat er moet gebeuren. De cliënten zullen benaderd worden, andere advocaten zullen de zaken overnemen. In de praktijk is Torstenssons advocatenfirma opgehouden te bestaan.’
‘Wij moeten natuurlijk toegang hebben tot het materiaal’, zei Wallander. ‘De waarheid omtrent wat er is gebeurd, kan heel goed verborgen liggen in de relaties tot hun cliënten.’
Svedberg fronste zijn voorhoofd.
‘Hun?’ vroeg hij. ‘Je bedoelt zeker van Sten Torstensson? De vader heeft zich immers doodgereden?’
Wallander knikte.
‘Je hebt gelijk’, zei hij. ‘Ik bedoel natuurlijk de cliënten van Sten Torstensson.’
‘Eigenlijk is het jammer dat het niet andersom is’, zei Svedberg.
Svedbergs opmerking was Wallander bijna ontgaan, maar toen realiseerde hij zich dat ze belangrijk was.
‘Hoezo?’ vroeg hij verwonderd.
‘Het lijkt erop alsof de oude Torstensson erg weinig cliënten had’, antwoordde Svedberg. ‘Sten Torstensson was bij een veel groter aantal zaken betrokken.’
Svedberg knikte in de richting van de vergaderkamer. ‘Ze denken dat ze nog meer dan een week nodig zullen hebben voordat ze klaar zijn’, zei hij.
‘Dan hoef ik ze nu niet te storen’, zei Wallander. ‘Ik geloof dat ik beter met mevrouw Dunér kan gaan praten.’
‘Wil je dat ik meega?’ vroeg Svedberg.
‘Dat hoeft niet’, zei Wallander. ‘Ik weet waar ze woont.’
Wallander ging in zijn auto zitten en startte de motor. Hij voelde zich besluiteloos en aarzelend. Toen dwong hij zichzelf tot een beslissing. Hij zou beginnen aan de kant die alleen hij kende. Aan de kant die Sten Torstensson hem had aangereikt tijdens zijn bezoek op Skagen.
Het moet met elkaar te maken hebben, dacht Wallander terwijl hij langzaam in oostelijke richting reed, het gerechtsgebouw en het bos Sandskogen passeerde, en vervolgens de stad achter zich liet. Die twee sterfgevallen hebben met elkaar te maken. Iets anders is niet aannemelijk.
Hij bekeek door de zijruit het grijze landschap. Het was een beetje gaan motregenen. Hij draaide de verwarming in zijn auto omhoog.
Hoe kun je van deze klei houden, dacht hij. Toch doe ik dat. Ik ben een politieman die leeft met de klei als voortdurende metgezel. En ik zou dit bestaan voor niets anders willen ruilen.
Het kostte hem ruim dertig minuten om de plaats te bereiken waar Gustaf Torstensson zich op de avond van 11 oktober had doodgereden. Wallander had het onderzoeksrapport van het ongeluk meegenomen en met de map in zijn jaszak stapte hij uit in de wind. Voordat hij begon rond te kijken haalde hij uit de kofferbak een paar laarzen te voorschijn die hij aantrok. De wind was toegenomen, net als de regen, en hij had het koud. Op een half ingezakte afrasteringspaal zat een buizerd, die hem waakzaam bekeek.
Zelfs voor Skånse begrippen was de plaats van het ongeluk buitengewoon troosteloos. Er waren geen boerderijen in de buurt, alleen de bruine velden die zich als versteende golven rondom hem uitstrekten. De weg was recht en ging honderd meter verderop over in een helling en een abrupte bocht naar links. Wallander legde de schets van de plaats van het ongeluk op de motorkap en vergeleek de kaart met de werkelijkheid. De verongelukte auto had op zijn kop aan de linkerkant van de weg gelegen, twintig meter de akker in. Er waren geen remsporen op de rijbaan aangetroffen. Ten tijde van het ongeluk was het zeer mistig geweest.