Krijgsraad(59)
'Jij bent wel de gemeenste schoft die ik ooit heb gezien,' zegt de Feldwebel kwaad en spuugt de majoor recht in zijn gezicht.
'Ben jij helemaal waanzinnig, kerel?' gilt de majoor. 'Dat zal ik je be...!' Hij zwijgt als hij beseft dat hij de Feldwebel niets kan aan doen.
'Weet je, in feite moet ik om jou lachen,' zegt de veroordeelde verachtelijk. 'Vroeg of laat zal iemand jou aan een paal binden!'
'Dat zie je helemaal verkeerd,' snauwt de majoor razend. 'Zoiets overkomt alleen grote nullen als jij!' Hij draait zich om op zijn hakken en loopt naar de volgende paal om Heide met de gewone soldaat te helpen.
Dan controleert hij de boeien van de overste. Gregor heeft hem niet bepaald voorbeeldig vastgebonden. Hij is bezeten van de gedachte om de overste te laten ontsnappen. De majoor tiert en raast tegen Gregor.
Hij neemt persoonlijk de veroordeelde generaal voor zijn rekening.
'Markeringsdoeken!' snauwt hij de Ouwe toe. 'De markerings-doeken, kerel!' Hij is nu zo razend dat hij alles zelf wil doen.
Hij rukt de Ouwe de doeken uit handen en hangt ze de gevangenen om de nek.
'Kapelaan!' brult hij naar de ooggetuigen. 'Waar is die voor de duivel gebleven?'
De aalmoezenier komt op verwijfde manier de hut uit stappen, met een bijbel in zijn handen.
'Waarom denk je voor de duivel dat je hier bent?' brult de majoor.
Zenuwachtig laat de aalmoezenier zijn bijbel vallen, die hij haastig opraapt en af begint te vegen. Dan strompelt hij terug de hut in, alsof hij zich wil verstoppen.
'Klaarmaken, Feldwebel,' snauwt de majoor, zijn holster openmakend.
'Peloton! Rechts richten!' beveelt de Ouwe hees.
Met veel lawaai en trappelende voeten gehoorzamen we. Tiny laat zijn geweer vallen. Hij haalt zijn schouders op en glimlacht verontschuldigend naar de majoor, die nu zo rood is als een kreeft.
'Hoofd front! Wapen richten!'
Er klettert een ander geweer op de grond en de Westfaal valt plat op zijn gezicht in de modder.
'Wat een stelletje zenuwachtige ouwe wijven!' oordeelt de majoor kwaadaardig. 'Zwakkelingen! Broekeschijters!'
'Vuur!' beveelt de Ouwe. De ontploffing klinkt als een aardbeving en laat de hele Morellenschlucht beven.
De flitslampen van de propaganda-fotografen lichten als nietige bliksemstralen op.
De infanteriesoldaat zakt aan de paal ineen: zijn borst is een bloederige massa. Onopgemerkt ligt de Westfaal in de modder. Hij is flauwgevallen. Zijn stalen helm ligt naast zijn hoofd en loopt vol met regenwater.
'Laad geweerrr!' beveelt de Ouwe, die langs de executiepalen heenkijkt en over de heide staart.
De grendels klikken als er nieuwe patronen in de kamers worden geschoven.
'Wapen richten!'
De schijnwerpers worden op de volgende paal gericht.
In het schelle licht is de Feldwebel zo wit als krijt. Zelfs zijn bloedrode exercitie-overall lijkt wit te zijn.
'Vuur!'
Opnieuw knallen de geweren en wordt de echo van het salvo door de aarden wal achter de executiepalen teruggekaatst.
De Feldwebel is zo strak vastgesnoerd aan de paal dat hij rechtop blijft staan. Zijn gezicht ziet er afschuwelijk uit. Een kogel heeft een deel van zijn bovenlip weggerukt en zijn tanden en kaak verbrijzeld.
De schijnwerpers worden weggedraaid en voor de derde maal klinkt het commando door de regen.
'Laad geweerrr! Wapen richten!'
De vingers van licht betasten de overste, die met een spottend glimlachje in de schijnwerpers staart. In dat verblindende licht kan hij zijn beulen niet zien.
'En vergeef ons onze zonden,' mompelt de kapelaan huichelachtig.
'Vuur!'
De geweren braken lood uit.
De overste zakt voorover en hangt als een afgebroken tak in de touwen.
Het wordt donkerder. De schijnwerpers gaan uit en het begint harder te regenen. De wind blaast verdorde bladeren over het executieterrein.
Tiny stoot een langgerekte vloek uit in de regen.
De majoor draait zijn hoofd bliksemsnel om en kijkt hem woest aan.
Tiny haalt alleen zijn schouders op.
De krijgsraad-waarnemer loopt naar generaal Wagner toe en voegt hem, onhoorbaar voor alle overigen, iets toe.
De majoor geeft de Ouwe een wenk.
'Wapen rrrichten!' commandeert de Ouwe.
De schijnwerpers beginnen weer te branden.
De generaal glimlacht uitdagend.
'Vuur!' schalt de stem van de Ouwe boven het geruis van de regen. De geweerlopen zwaaien onrustig: vier achter elkaar is te veel. De schoten komen ongelijk.
De generaal schreeuwt. Niet één schot heeft dodelijk getroffen. Kletterend vallen er twee geweren op de hei: hun gebruikers zijn flauwgevallen.
De majoor brult hysterisch.
'Vuur! Vuur!'
De Ouwe staart hem niet-begrijpend aan, weet niet wat hem te doen staat. Het hele peloton is van streek.
Porta en Tiny draaien zich op hun hakken om en sluipen stilletjes weg met het geweer aan de schouder, als twee eendejagers op weg naar huis.
Lichtflitsen schieten door de duisternis.
'Draai die lampen uit!' schreeuwt de een of ander.
In looppas komt een Oberstabsarzt aansnellen. De zwaargewonde generaal schreeuwt op zenuwslopende manier.