Reading Online Novel

Koninklijke verleider(11)



‘Ik zou niet durven. Bovendien lach ik je niet uit, ik lach uit verrukking.’

Met zijn linkerhand wreef hij over de plek waar ze hem had geslagen, alsof hij het gevoel van haar aanraking, zelfs een uit woede, wilde vasthouden. Zijn lippen en tong gloeiden nog na van hun kus, haar bedwelmende smaak, haar verlekkerde geluidjes tegen zijn mond. Zijn hele lichaam tintelde omdat hij haar zo dicht tegen zich aan had gehad.

En dat, terwijl ze helemaal aangekleed was geweest. Hij wilde deze 30





vervelende situatie achter de rug hebben, zodat hij haar weer tegen zich aan kon drukken. ‘En het komt door jou, met je eindeloze verrassingen.’

Ze balde haar vuisten en haar gezwollen lippen vormden een onheilspellend strakke lijn. ‘Zal ik daar nog een verrassing aan toevoegen en je neus breken?’

Grinnikend om haar felheid wreef hij over zijn pijnlijke kaak. ‘Zodat hij beter bij mijn kaak past?’ Hij draaide zijn gezicht zodat ze zijn neus van opzij kon zien. ‘Of denk je dat ik een nieuwe nodig heb?’ Hij schudde zijn hoofd toen ze geërgerd siste. ‘Het is maar goed dat ik je niet heb gezegd hoe ik heette toen je nog een scalpel in de hand had.’

Haar ogen vernauwden zich tot van woede fonkelende spleetjes. ‘Maar nu weet ik het, en ik moet de scalpel weer gebruiken om het dode weefsel uit de wond te snijden. Meer dan eens, anders gaat alles ontsteken. En vertel me niet dat je dat zelf wel kunt, want het zit op een plek waar je niet eens bij kunt. Wie weet werkt mijn verdoving ook niet zo goed.’

‘Je hebt me in je macht, en daar maak je misbruik van?’ vroeg hij gespeeld geschokt. ‘Hoewel je gezworen hebt dat je geen kwaad zal doen? Je wil me martelen met je scalpel, genieten van mijn hulpeloosheid en pijn?’ Hij grijnsde breed. ‘Ik kan nauwelijks wachten.’

Haar blik werd ijskoud. ‘Is masochisme een van je perversies? Dat verbaast me niets.’

‘Mij wel. Ik kom er nu pas achter dat ik alles wat jij me aandoet, heerlijk zou vinden.’

Ze snoof verachtelijk.

Hij schudde zijn hoofd en grinnikte. Eigenlijk stond hij er ook versteld van dat hij dat echt meende.

Met een zucht, erkennend dat hij voor het eerst in zijn leven ergens geen controle over had, reikte hij naar wat er nog over was van zijn bebloede kleding. Hoewel ze hem onophoudelijk met een afkeurende blik bekeek, voelde hij dat ze ook naar hem verlangde. Tegen haar zin weliswaar, maar hij werd er vanbinnen toch helemaal warm van. Hij 31





huiverde toen haar blikken liefkozend elke beweging van zijn spieren volgden, terwijl hij zich voorzichtig aankleedde.

Het werd steeds mooier, dacht hij. Haar respons op hem was niet alleen afwisselend verrukkelijk en genadeloos eerlijk geweest, maar ze vond hem ook net zo onweerstaanbaar als hij haar. Haar verstand mocht haar dan zeggen dat ze hem met een scalpel moest openrijten, toch verlangde ze naar zijn nabijheid. Natuurlijk werd ze daardoor nog bozer. Op hem.

Hij had zich al aangekleed voor het in hem opkwam te kijken of de verwarming het nog deed. Die werkte nog.

Hij keek haar glimlachend aan.

Nors zei ze: ‘Nu doe je de verwarming aan? Wilde je zien hoelang het zou duren voor je onderkoeld raakte? Of hoopte je dat ik je het beste oplossing daarvoor zou aanbieden?’

‘Huid-tegen-huidverwarming?’ De gedachte zoiets bedwelmend sensueels met haar te doen deed hem bijna rillen. ‘Nu heb je me te pakken. Ik moet dus toegeven dat ik niet aan de verwarming heb gedacht omdat ik een nalatige vent ben, of dat ik als hoofdofficier heb gefaald. Vergeef je het me als ik zeg dat ik het vergeten ben door jouw verblindende schoonheid?’

‘Nee. Ik heb een andere verklaring. Je hebt er niet aan gedacht omdat je koudbloedig bent, net als de rest van jouw soort. Slangen.’

Hij schoot weer in de lach, wat opnieuw een pijnscheut veroorzaakte.

‘Ha, ik ben nog nooit zo creatief beledigd. Ik kan er niet genoeg van krijgen.’

Ze snoof minachtend. ‘Ik ben zeker een verfrissend azijnbad na alle kruiperige vleierijen die je meestal over je heen krijgt, hè, jij afgestompte zak?’

Hij drukte beschermend een hand in zijn zij, tegelijk lachend en kreunend van de pijn. ‘Jij bent echt hilarisch. Wat ben je toch een brutaal, onverschrokken katje, ya nadda jannati.’

‘Waag het niet me nog eens zo te noemen,’ gromde ze.

‘Talia…’

Ze sloeg woedend met haar vuist op haar dij. ‘En noem me ook geen Talia. Ik heet T.J. – nee, dokter Burke. Of nog beter: noem me maar 32





helemaal niets!’ Ze onderbrak hem meteen toen hij weer haar naam wilde zeggen. ‘En nu neem ik alles terug wat ik jou heb genoemd. Je bent niet monqethi of buttuli. Je bent gewoon een van die criminele dictators die alleen aan hun eigenbelang denken. Je bent gestuurd om mij te halen, dus ben je vast een van de mindere goden. Niet dat je daarom ook maar een haar beter bent dan die boeven aan de top.’