Koninklijke verleider(7)
Daarna masseerde hij haar kin en wangen, verzachtte de pijn in haar huid met zijn lange, ruwe, staalharde vingers. Ze kreunde omdat overal waar hij haar aanraakte haar huid begon te gloeien.
Zelf kreunde hij ook. ‘Ya Ullah, ma ajmalek. Wat ben je vreselijk mooi. Ik heb al veel prachtigs gezien, maar jij bent nog veel mooier.
Alsof je gemaakt bent van licht en goud, van kracht en edelstenen.’
Bij elk woord van hem laaide het vuur in haar hoger op. Toen ze hem in die smerige badkamer voor de eerste keer had gezien was ze verkild door angst en de koude woestijnnacht. Maar toen ze in zijn ogen had gekeken, was elke vezel van haar lichaam tot leven gekomen. De crash had haar uitgeput, maar door de warmte van zijn zorgzaamheid, zijn interesse, zijn plagerijtjes, was het ijs in haar botten gaan smelten.
Ze kon nog steeds niet geloven dat hij haar vermomming had doorzien.
Deze hele week in Zohayd had niemand haar ontmaskerd. Zelfs haar ontvoerders niet, en die hadden haar een hele dag gevangen gehouden.
Maar hij had meteen geweten dat ze een vrouw was, ondanks de spannende situatie, de duisternis, haar vermomming, de kleding en het korset dat haar, eh… pluspunten verborg.
Toch wist hij het onmiddellijk, precies zoals ook zij zijn aura had opgevangen. Ze had elk sterk plekje van zijn formidabele lichaam gevoeld, ze had zijn geur geroken, ondanks de stank in haar gevangenis. Ze had elke nuance in zijn stem opgevangen, zelfs tijdens die doodenge minuten, ondanks haar paniek en de gekte van hun ontsnapping en de crash.
In plaats dat ze, zoals bij haar ontvoerders, op zijn mannelijke uitstraling had gereageerd met ontzetting, afschuw, agressie en wanhoop, vond ze die van hem opbeurend en troostend. En als ze haar lichaam kon geloven onder deze waanzinnige omstandigheden, opwindend.
In geen tijden had ze een man zo opwindend gevonden. Nooit, eigenlijk.
20
Misschien betekende het dat zíj haar hoofd had gestoten. Of iets dergelijks. Er moest iets mis zijn, als ze zich op een moment als dit alleen maar tegen hem aan wilde liggen om hem nooit meer los te laten.
Alsof hij dezelfde behoefte voelde, boog hij zich voorover, drukte zijn gezicht in haar hals en ademde genietend diep haar geur in. ‘Zelfs met je mannenparfum en na je spannende avontuur ruik je nog hemels.
Maar je hebt me nog steeds niet gezegd hoe je heet, ya jameelati.’
Ze schrok op uit de betovering, uit haar zotte, ongepaste zwakte. Ze moest deze koppige beer van een vent oplappen. ‘Denk je nog steeds dat je, als je het maar vaak genoeg vraagt, een ander antwoord zal krijgen?’
Zijn ogen bleven strak op haar gevestigd. Toen knikte hij langzaam.
‘Dus je heet T.J. Waar staan die T en die J voor?’
Verbluft keek ze hem aan. ‘Geloof je me?’
‘Ja. Mijn intuïtie heeft me tot nu toe niet bedrogen. Ik voel dat je de waarheid spreekt. Iets zegt me dat je waarschijnlijk nooit hebt geleerd te liegen.’
‘Dat klinkt net alsof ik een enorme kletskous ben. Ik heb mijn ontvoerders niets verteld.’
‘De waarheid verzwijgen is niet hetzelfde als liegen. Dat doe je bijvoorbeeld uit angst of edelmoedigheid. Als je bedreigd wordt of nog erger is het zelfs dapper. Liegen is bijna in elke situatie laf en ik wist vanaf het eerste moment dat je moedig bent. Dus… hoe heet je?’
T.J. haalde beverig adem en zei toen snel: ‘Talia Jasmine. Tevreden?
Nou, waar is die verbandkist?’
Ze hoorde zijn adem stokken, voelde het in haar eigen borst als een liefkozing. Maar het was de verwonderde blik in die buitengewone ogen die haar weer deed huiveren. Beslist niet van de kou.
Zonder een woord te zeggen reikte hij omhoog, opende een compartiment in het plafond en haalde een enorme tas met medische spullen tevoorschijn.
Ongeduldig trok ze de tas open, en ze haalde opgelucht adem toen ze de inhoud bekeek. Alles wat ze maar nodig zou kunnen hebben, zat erin.
21
Ze pakte een infuuszakje met zoutoplossing, hing het aan een uitsteeksel aan het plafond, trok zijn rechterarm in haar schoot, stak de naald in zijn ader, plakte hem vast en stelde het infuus op de maximum druppelsnelheid in.
Hij duwde iets tegen haar lippen. Een fles water.
Opeens besefte ze dat ze uitgedroogd was. Ze dronk de fles in één keer leeg.
Ze likte haar lippen en schraapte haar keel. ‘Oké, je moet de wond vrijmaken en er met deze zaklamp op schijnen. Doe het maar achterin, dan kun je liggen.’
Hij glimlachte. ‘Ik kan aan twee van je drie eisen voldoen. Ik trek met plezier mijn kleren uit en ik kan met de zaklamp bijlichten. Maar ik ben bang dat ik de achterkant van de heli heb moeten opofferen om te zorgen dat de cockpit heel bleef in de crash. Zelfs voor iemand van jouw soort is achterin de heli niet genoeg ruimte om te gaan liggen.’
Ze onderbrak het klaarleggen van de instrumenten op het blad en keek op. ‘Mijn soort? Vrouwen, bedoel je? Volgens mij waren we een sekse.’