Inside Out(80)
In mijn hoofd stippelde ik de kortste route van de opslagruimte naar de ziekenboeg uit. Toen haalde ik een keer diep adem en verliet de kamer. Nadat ik even snel om het hoekje van de gezichtsbedrogmuur had gekeken, zette ik er flink de pas in, alsof ik een belangrijke boodschap moest overbrengen.
Een paar oppers beantwoordden mijn blik en knikten me toe, anderen negeerden me en de drie Opper Cops die ik passeerde toonden geen tekenen van herkenning. Terwijl mijn hart salto’s maakte in mijn borstkas arriveerde ik bij de ziekenboeg. Pas toen ik de deur openduwde, vroeg ik me af of dokter Lamont er eigenlijk wel zou zijn. De rechthoekige ruimte was precies als de ziekenboeg van de sloven, met rijen bedden langs de wanden met daartussen een smal gangpad. Alleen de gordijnen waarmee de patiënten zich konden afschermen, aan U-vormige metalen rails aan het plafond boven de bedden, ontbraken in de slovenziekenboeg. In twee bedden lagen patiënten te slapen. Tegen de achterwand bevond zich een hoge balie naast een brede ingang.
Toen ik halverwege de ruimte was, kwam dokter Lamont binnen met een blad in haar handen. Een korte aarzeling in haar pas verraadde haar verbazing, maar ze glimlachte.
Ze gebaarde naar de achterste ruimte. ‘Ik kom er zo aan. Ik moet even Izak zijn medicijnen geven.’
Ik liep naar de deur aan de andere kant. Achter de hoge balie waren planken vol medische benodigdheden. Achter de deur bevond zich een onderzoekkamer. Roestvrijstalen instrumenten glommen in het schelle licht. Op de drempel bleef ik staan. De platte tafel bedekt met een zwarte mat, voorzien van riemen en beugels, deed me denken aan mijn eerste medische onderzoek.
Met veertien centiweken moesten alle sloven een compleet lichamelijk onderzoek ondergaan. Elk deel van mijn lichaam was bekeken. Ik huiverde bij de herinnering aan de kille stalen gereedschappen. De Opper Cops beweerden dat het onderzoek nodig was om te controleren of de sloven gezond waren en in staat om het werk te doen dat hun was toegewezen.
Ik schrok toen dokter Lamont haar koude hand op mijn rug legde en me de kamer in leidde.
‘De operatiekamer is daar.’ Ze wees naar een brede deur aan de rechterkant. ‘En mijn kantoor is hier.’
We gingen een kleine nis binnen in de linkerhoek die toegang gaf tot haar werkruimte. Dit was een veel prettiger ruimte dan de vorige. Mijn aandacht werd getrokken door de enorme lappendeken aan de wand. Kleine kleurige vierkantjes waren in een bepaald patroon aan elkaar genaaid. Ik kneep mijn ogen toe en deed een stap achteruit in een poging het patroon te ontwaren.
Ze merkte mijn blik op. ‘Het is een stethoscoop.’
Nu werd de vorm met de lange slangen en de gebogen onderkant duidelijk.
‘Waarom een stethoscoop, vraag je je af.’ Haar dunne wenkbrauwen gingen omhoog, alsof ze me uitnodigde om ernaar te raden.
‘Nee. Het hoort bij je werk.’
‘Maar waarom dan geen thermometer of scalpel?’
‘Het is jouw deken, ik denk dat jij dat toch beter weet dan ik.’
Ze lachte. ‘Ja, maar ik wilde je mening horen.’
Ik verhulde mijn verbazing door mijn aandacht weer op de deken te richten. Alle instrumenten van een dokter waren belangrijk. Ze hadden allemaal hun rol. Een stethoscoop luisterde naar het hart en de longen van een patiënt. Ik stelde me voor hoe het zou zijn om als arts te werken en de ene na de andere patiënt te behandelen. Het leek me dat ook artsen hun werk na een tijdje gingen zien als gewoon een baan. Hoe kon een dokter contact krijgen met al die uiteenlopende mensen?
‘Je hebt een stethoscoop gekozen omdat luisteren naar iemands hartslag…’ Ik bewoog mijn handen, alsof ik de juiste woorden uit mijn keel zou kunnen trekken. ‘Omdat dat het meest bijzondere aspect is van arts zijn. Niemand anders kan dat horen, tenzij hij heel dichtbij is. Als patiënten je naar hun hart laten luisteren, vertrouwen ze je.’
Lamont knikte alsof ze onder de indruk was van mijn antwoord.
‘Klopt dat?’ vroeg ik.
‘Er is geen fout of goed antwoord. Je had ook kunnen zeggen dat het mijn favoriete instrument is, want dat is het. En wat ik ook graag doe met mijn stethoscoop is luisteren naar de hartslag van Binnen.’ Dokter Lamont trok het ding van haar hals en gaf het aan mij. ‘Toe maar. Druk hem maar tegen de wand.’
Nieuwsgierig stopte ik de uiteinden in mijn oren. Mijn linkeroor begon pijnlijk te kloppen toen het instrument de oorbel aantikte. Ik zette de ronde sensor op de wand en verwachtte een versterkte versie van de Zoem te horen. Maar ik hoorde een gerommel, dat harder werd en weer zachter. Ook hoorde ik iets kloppen in een regelmatig ritme. Ik gaf haar het instrument terug.
‘Interessant, nietwaar? Onze oren kunnen al die mechanische geluiden niet onderscheiden. Voor ons is het gewoon de Zoem. Die valt ons niet eens op, tenzij we er speciaal op letten. Ik vind het leuk om naar de verschillende geluiden van de hartslag van Binnen te luisteren. Daar word ik rustig van.’ Ze maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Dwaas, ik weet het.’