Inside Out(83)
‘Hij werkt.’
‘Ja, dat is zo. En ja, je hebt gelijk.’
Ik haalde diep adem. ‘Als ik je om nog meer hulp zou vragen, zou je dan bereid zijn die te geven?’
Nu dacht ze even na. ‘Dat hangt ervan af wat je nodig hebt.’
‘Een ontmoetingsplek, en de ziekenboeg lijkt ons ideaal.’
De dokter verstijfde; in haar ogen verscheen een waakzame blik. ‘Waarvoor?’
Tijd om de sprong te wagen. De sloven hadden Gebroken Man nodig, als middelpunt van hun rebellie, en om de opstand te doen slagen, hadden de oppers ook zo iemand nodig.
Ik keek haar recht in haar ogen en zei: ‘Zodat we onze inspanningen om de Poort te openen kunnen coördineren.’
Ze hapte naar adem en werd lijkbleek.
Riley gaf me een por met zijn elleboog. ‘Dat hartslaggedoe, werkt dat ook andersom? Want volgens mij heeft de dokter een hartstilstand.’
‘Heb je hem… gevonden?’ De dokter greep de rand van haar bureau beet.
‘Ik weet waar hij is, maar het wordt nog lastig hem te openen, vandaar dat we hulp nodig hebben. Ben je bereid?’
‘Natuurlijk,’ zei ze, zonder te aarzelen.
We spraken een tijdstip af, en Riley ging op pad om de andere oppers op de hoogte te brengen. Voor hij de ziekenboeg verliet, gaf hij me een klein metalen apparaatje, zo lang als mijn hand. Op het digitale display stond het getal achtennegentig.
‘Hiermee kun je de microfoon in Karla’s kantoor afluisteren,’ legde hij uit. Hij zweeg even, alsof hem iets te binnen viel. ‘Het werkt net zoals de ontvanger die Anne-Jade heeft gemaakt. Er moesten nog batterijen bij, dus kleiner kon ik het niet maken.’ Hij raakte de oorbel aan. ‘Dit is echt geweldige technologie. Zulke dingen hebben we hierboven niet. De Trava’s zijn geen voorstanders van nieuwe uitvindingen.’
‘Dan zijn wij dus in het voordeel.’ Ik hoopte dat het genoeg zou zijn.
Ik had Rileys apparaatje steeds onder handbereik, maar er kwam geen geluid uit. Kennelijk had Karla geen dienst, of was ze elders bezig. Ik maakte me ook zorgen omdat ik al een tijdje niets van Jacy had gehoord. Nu ik me wat sterker voelde, begon ik door de ziekenboeg te ijsberen.
Uiteindelijk zei dokter Lamont: ‘Als je me hier toch voor de voeten blijft lopen, kun je me net zo goed helpen.’ Ze toonde me de planken met voorraden achter de balie en vroeg me om de inhoud te ordenen. ‘Als ik een noodgeval heb, scheelt dat kostbare tijd.’
De planken puilden uit van verbanden in allerlei maten, pakjes hechtingen, rollen tape, spalken en pakjes gaas, en dat allemaal door elkaar. Terwijl ik orde aanbracht in de chaos, kwam er af en toe een opper binnenlopen voor een behandeling of medisch advies. De meesten negeerden me. Maar af en toe vroeg dokter Lamont me om te helpen met een patiënt. Als iemand ernaar vroeg, stelde ze me voor als Ella, haar nieuwe stagiaire.
Op een gegeven moment zette Lamont een bak met schone zwachtels naast me neer. ‘Kun je deze oprollen, als je de tijd hebt?’
‘Tuurlijk. Met zulke opwindende klussen verbaast het me dat er geen tientallen leerlingen zijn die dolgraag je stagiair willen worden,’ plaagde ik.
‘Let op je woorden, anders mag je de po’s gaan schrobben.’
‘Ik ga meteen de zwachtels oprollen, dokter.’ Ik salueerde voor haar en overdreef mijn enthousiasme voor de opdracht.
Ze lachte. Het klonk aangenaam. Licht, zorgeloos en vrij. Ze lachte niet vaak; verdriet hing om haar heen als een wolk parfum, maar had haar medeleven voor anderen niet gesmoord.
Rond uur vijfenveertig begon mijn energie te verdwijnen. Een dutje was aanlokkelijker dan nog drie planken opruimen. Ik ging op de vloer zitten, met mijn rug tegen de wand en doezelde weg. Plotseling klonk er een schrille stem.
‘Dokter?’ Een vrouw, helemaal in paniek.
Ik ging staan, terwijl Lamont langs snelde. Een hoogzwangere vrouw hield zich vast aan de deuropening. Haar gezicht zag grauw, en ze stond te zwaaien op haar opgezwollen benen. Haar broek was met bloed bevlekt.
‘Mijn vliezen zijn gebroken,’ zei ze.
Lamont pakte haar bij haar elleboog, en ik rende erheen om de patiënt aan de andere kant te ondersteunen.
‘Het hoort toch niet rood te zijn?’ vroeg de vrouw.
‘Waar is je partner?’ vroeg Lamont.
‘Die komt niet. Te lastig,’ mompelde de vrouw.
Ondertussen waren we bij de onderzoekkamer gekomen.
‘Operatie?’ vroeg ik.
‘Nog niet. Ik moet eerst kijken wat er aan de hand is.’
Ik kreunde van de pijn toen we haar op de tafel hesen, maar ik vergat mijn eigen problemen toen het met de vrouw snel bergafwaarts ging.
Lamont begon bevelen te schreeuwen tegen mij en de patiënt. Ik pakte verbanden en gesteriliseerde instrumenten.
De vrouw kreunde en rilde hevig. ‘De baby wil eruit.’