Inside Out(37)
‘Wat gebeurt er dan als de Controllers worden ingelicht?’
Zijn gezicht vertrok even. ‘Dat wil je niet weten.’
‘Jawel. Je bent een opper. Hoe erg kan het zijn?’
Hij zweeg even. ‘Interessant. De onwetendheid speelt dus aan beide kanten.’ Terwijl hij op de armleuning van de bank balanceerde, staarde hij even voor zich uit. ‘Maar het is wel logisch. De Trava’s willen natuurlijk voorkomen dat de oppers en de sloven zich verenigen.’ Hij richtte zijn blik weer op mij.
‘Daar hoeven ze echt niet bang voor te zijn. Jullie oppers zien ons als smerig vee dat maar voor één doel gefokt wordt. Om te werken.’
‘Ik zie dat de propaganda gewerkt heeft. Je gelooft de Opper Cops.’
Ik sprong overeind. ‘Niet waar. Ik ben niet zoals die makke schapen. Ik luister niet naar al die bullshit.’
‘O, nee?’ Spottend trok hij een wenkbrauw op. ‘En waar heb jij dan je uitgebreide kennis van het leven in de bovenste niveaus opgedaan?’
‘In de zorgeenheid.’
‘Die wordt geleid door de Opper Cops.’ Nu maakte zijn sarcasme plaats voor zelfingenomenheid.
Ik had liever dat spottende lachje. ‘Dus je hebt me hier uitgenodigd om me in te wrijven dat ik een domme sloof ben die van niets weet?’
‘Nee.’ Hij gromde het woord bijna, alsof het van diep vanbinnen kwam. Toen stak hij zijn beide handen op in een afwerend gebaar. ‘Ik probeer alleen te begrijpen waarom je er automatisch van uitgaat dat ik een verwend jochie ben. En ik wilde je laten nadenken over de informatie die je hebt gekregen. Die heb je van de Opper Cops of uit het computersysteem, dat wordt gerund door de Controllers. Beide bronnen kun je niet vertrouwen.’
‘Goh, nou bedankt voor de tip. Ik vraag me af hoe ik al die weken heb overleefd zonder die kennis.’ Ik liep naar de ladder. Wat een tijdverspilling.
‘Wacht.’ Hij greep mijn arm beet.
Ik rukte een schroevendraaier uit mijn gereedschapsriem. Meteen liet hij me los.
‘Luister alsjeblieft,’ zei hij tegen mijn rug. ‘Dit loopt heel anders dan ik had gedacht. Toen mijn vader vroeg waarom ik zo geïnteresseerd was in de sloven, zei ik –’
Ik draaide me met een ruk naar hem toe. ‘Ik wist wel dat dit een valstrik was! Staat je vader soms te wachten op de gang met een hele troep Opper Cops?’
‘Nee.’ Deze keer gromde hij het woord echt. Zijn hand trilde, alsof hij zich moest inhouden om me niet weer beet te pakken. ‘Ik heb hem verteld dat ik de sloven wilde helpen, iets wilde doen… iets om hun vreselijke levensomstandigheden te verbeteren.’
‘Echt?’ Mijn stem droop van het ongeloof.
‘Ja.’ Hij schreeuwde het woord bijna.
‘Waarom?’
‘Om wat je me vertelde toen je eh… langskwam, vorige week. Voor jij hier binnen kwam vallen, dacht ik dat de sloven…’ Zijn armen maakten een allesomvattend gebaar. ‘Dat sloven net zoiets waren als jouw apparaatje hier, maar dan groter. Het enige wat wij leren over sloven, is dat ze schoonmaken en andere arbeid verrichten. Ze dreigen ons naar de onderste niveaus te sturen als we echt de fout in gaan. En dan suggereren ze dat we, als we het overleven, de rest van onze weken niets anders zullen doen dan zware fysieke arbeid.’ Hij stak een hand op, zodat ik hem niet zou tegenspreken. ‘Luister. Er staan geen afbeeldingen in onze opleidingscomputers. Eerlijk gezegd had ik nooit nagedacht over wie er op de onderste niveaus leefden. Maar daar stond jij ineens, een echt mens. Van mijn leeftijd, met…’ Hij liet zijn hand zakken. ‘Laat maar, je gelooft me toch niet. Mijn vader zei dat ik niets kon doen om te helpen. En dat klopte. Tot Domotor verdween en ik jou betrapte in hoofdcommandant Karla’s kantoor.’
‘Betrapte?’ zei ik zo onschuldig mogelijk. Zijn woorden raasden door mijn hoofd, en de betekenis drong niet helemaal tot me door. ‘Tot je me daar aantrof, bedoel je.’
‘Nee. Betrapte. Je hebt zelf die angstige blik in je ogen niet gezien toen je je omdraaide. Hij was meteen weer verdwenen, maar die blik vergeet ik nooit meer.’ Hij lachte even bij de herinnering.
Ja, hij kon leuk lachen. Hij zou niet aan de Hakmolen worden gevoerd als hij betrapt werd. ‘Gaat dit nog ergens heen? Ik moet over een uur aan het werk.’
‘Mijn vader had me verteld over een paar oppers die in een ver verleden tevergeefs hebben geprobeerd de beveiliging van het computernetwerk te omzeilen. Het gerucht ging dat Domotor weer met zo’n poging bezig was, voor hij dat ongeluk kreeg en naar de onderste niveaus werd verbannen. Toen jij hier opdook, op zoek naar Domotors bitje, kreeg ik het vermoeden dat jij weet waar hij is en dat je hem helpt.’