Inside Out(40)
‘Via het computernetwerk, maar dan moet ik er eerst achter komen wie de ware Controllers zijn.’
‘Bedoel je welke Trava’s?’
‘Nee. Alle opperfamilies denken dat de admiraal, de onderadmiraal en de kapitein – allemaal Trava’s – de Controllers zijn. Maar ergens in een vergeten document over de hiërarchie heb ik gelezen dat de Controllers nog boven de admiraal staan.’
‘Wie zijn de Controllers dan?’ vroeg ik.
‘Dat weet niemand. Zelfs de Trava’s weten het niet. Maar ik heb ze erover horen speculeren, en ze geloven dat de Controllers zich Buiten bevinden en dat ze instructies sturen via de computer. Een soort van goddelijke invloed.’
Ik was geschokt. Het idee dat mensen of zelfs goddelijke wezens van Buiten af dicteerden wat we Binnen deden was moeilijk te bevatten.
‘Dat de Trava’s dat geloven wil niet zeggen dat het waar is,’ merkte Domotor op.
‘Weten zij wat er Buiten is?’
‘Nee. Dat weet niemand. Het is allemaal speculatie. Sommige Trava’s denken dat het goddelijke wezen in het computernetwerk huist. Anderen denken dat de computer zelf intelligent is geworden.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Kennis over vroeger is al duizenden weken geleden uit het systeem gewist. Er moet iets buiten onze muren zijn. En de Controllers weten wat.’
Ik probeerde alles tot me door te laten dringen. ‘Dus de Poort is misschien alleen maar een computerverbinding met de Controllers, geen daadwerkelijke uitgang?’
‘Dat zou kunnen. En jij hebt onze enige kans om erachter te komen in je hand.’
Langzaam krulde ik mijn vingers weer open. Zijn bitje lag in mijn handpalm. Cogs leven, in ruil hiervoor. Er was nu geen weg terug meer. Ik zou doorgaan tot het bittere eind.
Domotor griste het bitje uit mijn hand, als een hongerige man die voedsel werd voorgehouden. Opluchting verdreef de bezorgdheid van zijn gezicht. Hij bekeek het apparaatje en stopte het toen in de opening in zijn rechteronderkaak. Ik reed hem ondertussen naar de computer.
‘Ga wat rusten,’ zei hij, met zijn aandacht er maar half bij. ‘Je mag best mijn bed gebruiken.’
Er waren nog een paar uur over van mijn dienst, en ik moest in elk geval mijn gezicht laten zien. Maar eerst ging ik het keukentje in om te kijken hoe het ervoor stond met zijn voedselvoorraad. Niet veel meer. In de ijskast stonden nog een paar eenzame bakjes met stoofpot. Pas over dertig uur was de volgende bijeenkomst, en ik betwijfelde of ik de keuken weer binnen zou kunnen komen met mijn hoesttruc. Het vooruitzicht om verschillende keren in de rij te moeten staan voor extra eten was bepaald onaangenaam.
Ik ruimde de keuken op en keek in de slaapkamer. Het geklik en geklop op het toetsenbord volgden me. Domotors lakens hingen tot op de vloer en zijn deken lag op een slordige hoop. Vast lastig om je bed op te maken als je niet op je benen kon staan.
Snel trok ik alles van het bed en maakte het weer op met schoon beddengoed. Niet slim. De frisse lakens leken verleidelijk naar me te roepen. Mijn hele lichaam deed pijn. Mijn gedachten strompelden rond in een dikke mist. Een gevoel van rouw en verdriet drukte zwaar tussen mijn schouderbladen. Ik ging op de rand van het bed zitten en legde mijn hoofd in mijn handen.
Wat had ik dan verwacht? Dat ik Domotor zijn bitje zou geven en dat het dan zo gepiept zou zijn? Dat we binnen een paar minuten zouden zien waar de Poort zich bevond? Met een vermoeid lachje gaf ik toe dat ik inderdaad meteen resultaat had verwacht, ondanks al mijn pogingen om te geloven dat de Poort niet bestond en om vooral geen hoop te koesteren. Ik vermoedde dat ik ergens diep vanbinnen oprecht verlangde naar een uitgang uit Binnen. Nu ik wist dat de Poort misschien niet meer was dan een computeruitgang was alle hoop uit me weggevloeid.
Ik zou blij moeten zijn. Domotors informatie zou mijn gelijk bewijzen. Maar de mogelijkheid dat de Controllers niet hier bij ons woonden of misschien zelfs geen mensen waren, bezorgde me een huivering van angst.
Mijn hoofd zat vol sombere gedachten en flarden van gesprekken. Om eraan te ontsnappen, ging ik liggen. Ik moest gewoon even een paar minuten bijkomen.
‘Verrekte zoon van een Trava!’ Domotors gevloek haalde me uit een droomloze slaap. Er waren uren en geen minuten voorbijgegaan. Die dienst kon ik verder wel vergeten. Ik hoopte maar dat mijn chef niet gecheckt had of ik er was. Ik rekte me uit en liep naar de woonkamer.
Domotor zat boos naar het computerscherm te kijken. Hij drukte een paar toetsen in en ramde toen met zijn vuist op tafel.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Er is een nieuw beveiligingssysteem geïnstalleerd.’
‘En dus?’
‘Misschien lukt het me niet om dat te omzeilen.’ Hij tikte een paar woorden in. ‘Dit programma is… vreemd. Normaal gesproken zijn de Controllers niet zo creatief. Die houden zich aan wat ze kennen en wat werkt.’