Inside Out(41)
‘Misschien heb je ze gealarmeerd met je eerdere invasies van het systeem?’
‘Misschien. Maar dit andere programma zou moeten werken.’ Een diepe zucht. ‘Het is gewoon ingewikkeld.’ Hij richtte zijn aandacht weer op het scherm.
Ik liet hem zijn werk doen en ging douchen. Mijn maag gromde luid en ik legde me erbij neer dat ik de komende vijf uur bezig zou zijn met voedsel verzamelen voor mezelf en Domotor.
Hij bromde alleen wat toen ik afscheid nam. Ik verplaatste me door de verwarmingsbuizen tot ik bij een van de hoofdgangen was. De sloven die door de gang liepen, negeerden me. Geen gevloek. Geen schampere opmerkingen. Ik voegde me in de stroom en zette koers naar de kantine in Kwadraat G2.
In de rij merkte ik op hoe verkrampt de mensen om me heen waren. Het was bekend dat ik hen niet mocht en zij mij ook niet. Ze noemden me de Koningin van de Buizen, omdat ze dachten dat ik me boven hen verheven voelde. Ik was gewend aan het gestaar en de spottende lachjes, maar sloven die me niet eens aan wilden kijken, dat was nieuw voor me. Anders. En degenen die hun blik niet afwendden, knikten me toe. Sommigen glimlachten zelfs bemoedigend.
Nog vreemder was het gedempte geroezemoes in de kantine. Er liepen Opper Cops in de gangpaden tussen de tafels en er hing een mist van angst in de vochtige, naar zweet ruikende lucht. Maar toch overheerste een gevoel van onverzettelijkheid, alsof de sloven, hoe bang ze ook waren, vastbesloten waren om de onderzoekende blikken van de Opper Cops moedig te verdragen.
Ik duwde mijn dienblad over de metalen toonbank en wees op een groentestoofpot. De sloof van dienst deed een schep in mijn kom en deed er toen nog een tweede schep bij. Verbaasd keek ik de man aan.
‘De ventilatieschacht in de keuken is geblokkeerd,’ zei hij. ‘Kun jij dat voor ons oplossen?’
Pas na een seconde drong tot me door dat hij het tegen mij had. ‘Meld het maar aan de keukenmanager.’
Hij staarde me aan. ‘Dat heb ik gedaan. Ze zei dat ik íémand die schacht moest laten checken, op uur tachtig.’ Hij ging verder met kommen volscheppen, en door de druk van de wachtende sloven achter me werd ik in de richting van de tafels gedreven.
Vreemd. Het hele gesprek verontrustte me. De sloven konden toch niet weten waar ik mee bezig was. Of wel? Nee. Dan zouden ze me meteen verraden.
Ik schoof het eten in mijn mond, zonder iets te proeven.
De sloven hadden meer dan genoeg kansen gehad om gunsten te verdienen door mij te verlinken. Maar hier zat ik, met een dubbele portie eten. Genoeg voor Domotor en mij. In plaats van weer in de rij te gaan staan, stopte ik de rest van het eten weg en checkte het schoonmaakrooster.
Mijn volgende dienst begon op uur tachtig. Ventilatieschacht tweeëntwintig was de eerste taak op mijn lijst. Tweeëntwintig liep boven de keuken. Ik likte langs mijn droge lippen. Die man had het over een verstopping gehad. Kon het een valstrik zijn? Nee. Waarom zouden ze zoveel moeite doen? Een anoniem briefje gericht aan de hoofdcommandant zou al voldoende zijn.
Er was iets aan de hand. Ik ging op zoek naar Jacy. Hij hield zitting in zijn hoekje van de barak. Een zoemer gaf net het einde van een dienst aan. Ik wachtte even af tot de menigte mensen uitgedund was. Jacy zag me staan, en al snel haastten de andere sloven zich weg.
Nadat hij de barak had rondgekeken, haalde hij twee ronde schijven uit zijn zak en gaf ze aan mij. ‘De microfoons,’ zei hij.
Ik herinnerde me mijn belofte om ze in schacht tweeënzeventig te plaatsen. Het metaal voelde koud aan mijn handen. De zilverkleurige schijven waren ruim een halve centimeter dik en pasten in mijn handpalm. Een binnencirkel van goudkleurig metaalgaas bedekte de ene kant en een zwarte magneet zat vastgeplakt aan de andere.
‘Plaats ze vlak bij de roosters. Ze zullen niet loslaten, ook niet als de schoonmaaktrollen erlangs gaan,’ legde Jacy uit. ‘Een in het hoofdkwartier van de Opper Cops en een boven de Controlekamer.’
Ik verstopte ze in mijn gereedschapsriem. ‘Ik heb nog een vraag,’ zei ik.
‘Mooi. Ik heb nog meer microfoons.’
‘Niet zo’n vraag. Tenminste, ik denk niet dat het antwoord iets waard is.’
Hij veegde zijn haar uit zijn gezicht en onthulde zijn donkere ogen. ‘Nu ben ik nieuwsgierig.’
‘Ik wil alleen de laatste roddels weten, welke geruchten er rondgaan.’
Jacy keek me aandachtig aan. ‘Dat kon je eerder nooit iets schelen. Waarom nu wel?’
‘In de onderste niveaus hangt een rare sfeer.’
‘Nu er twee keer zoveel Opper Cops als normaal surveilleren zijn de mensen angstig en nerveus.’
‘Dat snap ik, maar…’ Hoe moest ik mijn vraag formuleren zonder te veel te verraden? ‘Maar ze hebben de kans om… om hun leven prettiger te maken, en ik snap niet waarom ze die kans niet grijpen.’