Inside Out(36)
Achter Zippy aan kroop ik door de ventilatieschacht op niveau vier. De tocht erheen voelde inmiddels als routine. Slecht teken. Voor ik te maken kreeg met Gebroken Man had ik mijn tripjes naar de bovenste niveaus beperkt tot eens in de vijf à tien weken. Nu kwam ik hier elke keer als ik geen dienst had.
Ik zette Zippy uit toen we bij Rileys kamer kwamen. Het leek me niet handig om hem te laten merken dat we er waren, ook al was het al bijna uur achtenvijftig. Ik keek door het rooster of ik Opper Cops zag.
Riley zat op het randje van de bank. Even later stond hij op, keek naar de klok, streek zijn shirt glad en deed zijn headset goed. Was hij nerveus of verveeld? Misschien stonden de Opper Cops wel op de gang te wachten op Rileys teken. En waarom zou hij zijn headset op hebben?
Nu of nooit. Ik reikte naar het rooster boven de bank en deed het opzij. Riley schrok van het geluid. Ik onderdrukte een grimas. Hij was nerveus. Vanwege een valstrik, of vanwege mij? In ieder geval was hij niet gewapend.
Ik liet Zippy op de bank vallen en klom zelf langs de ladder omlaag. Ik hield mijn voeten op de onderste sport, klaar om ervandoor te gaan als er problemen waren.
‘Ik dacht dat je niet zou komen,’ zei Riley.
Hij leek wel ouder dan de vorige keer. Omdat hij niet meer in training was, droeg hij een eenvoudig grijs shirt en een zwarte broek. Op zijn wangen en hals zaten een paar flinke halen, en zijn linkermouw was bebloed en gescheurd.
‘Wat is er gebeurd?’ Ik gebaarde naar zijn arm.
Een grimmig lachje vormde zich om zijn lippen. ‘Extra dienst bij commandant Vinco. De commandant is dol op vechten met messen en gebruikt zijn ongewapende “helpers” als oefenmateriaal.’
Ik kon het niet laten. ‘Ongewapend?’
Een ondeugende blik deed zijn ogen even oplichten. ‘Tot nu toe heb ik het weten te overleven, tot zijn grote ergernis.’ Hij wreef over zijn schouder, en de geamuseerde uitdrukking verdween van zijn gezicht. ‘Hij wordt alleen steeds vindingrijker. Maar daarvoor ben je niet hier.’ Even staarde hij me aan.
Opeens kreeg ik het heel warm. Ik vermoedde dat ik er niet erg florissant uitzag. Plukken bruin haar waren al uren eerder ontsnapt aan mijn vlecht en plakten tegen mijn bezwete gezicht. Mijn schoonmaakuniform, dat nu wel erg strak aanvoelde, zat vol scheuren en vlekken. Blote voeten, ruw door eelt, maakten het plaatje helemaal af. Ik snapte niet waarom het me iets kon schelen hoe ik eruitzag. Dat had ik nog nooit eerder meegemaakt.
‘Kom je nog naar beneden?’ Riley wees naar de bank.
‘Ik blijf hier wel.’
‘Dus je vertrouwt me nog steeds niet, hoewel ik je gedekt heb?’
Ik wond er geen doekjes om. ‘Precies.’
‘Waarom ben je dan hier?’
‘Ik was je iets verschuldigd.’
‘Geweldig,’ mompelde hij. Hij sloeg zijn armen over elkaar en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ga dan maar weer. Ik kan je niet helpen als je me niet vertrouwt.’ Hij keerde zich om, klaar om te vertrekken.
Niet de reactie die ik had verwacht. ‘Waarmee wil je me dan helpen?’
Hij zweeg even. ‘Domotors bitje halen.’
‘Waarom?’
Riley keek me aan met een uitdagende blik in zijn blauwe ogen. Ik was zo gewend aan al die tinten bruin in de onderste niveaus dat die blauwe kleur me bleef fascineren.
‘Als je dat wilt weten, kom dan zitten.’ Hij maakte een uitnodigend gebaar met zijn arm.
Nieuwsgierigheid was een zeer riskante eigenschap. Al in de zorgeenheid leerden sloven om vooral niet te veel vragen te stellen en nooit in twijfel te trekken wat je werd geleerd. Als je alles accepteerde, kreeg je meer privileges, minder straf en behoorlijk werk. Sommigen hadden die les sneller geleerd dan anderen. En er waren er die het nog steeds niet hadden aanvaard.
Mijn Zorgmoeder had de regels van de Opper Cops gevolgd, maar de innerlijke overtuiging ontbrak haar. Ze strafte ons omdat het moest, niet omdat ze het eens was met de regels. Als een van ons zich aan de regels wist te onttrekken, juichte ze het toe en prees ze onze vindingrijkheid.
Helaas was mijn voorraad creatieve uitvluchten op een gegeven moment wel uitgeput geweest. En de vervaagde littekens die overal op mijn lichaam te zien waren, herinnerden me eraan dat ik mijn nieuwsgierigheid beter kon onderdrukken. Dat betekende echter niet dat ik dat ook zou doen. Ik ging op de bank zitten, naast Zippy.
Riley wees naar de kleine schoonmaaktrol. ‘Heb je die gebruikt om de bewegingsmelders uit te schakelen?’
‘Ik geef nergens antwoord op tot je me vertelt waarom je me wilt helpen.’
Hij slikte zijn commentaar in, haalde diep adem en zei: ‘Na onze eerste ontmoeting ben ik op zoek gegaan naar meer informatie over het leven in de onderste niveaus. Die belangstelling leverde me een waarschuwing op. Maar goed dat ik toen nog in training was, aangezien die waarschuwing naar mijn opleider werd gestuurd die tevens mijn vader is, en niet naar de Controllers.’ Hij raakte even zijn linkerarm aan. Uit een aantal snijwonden welde nog steeds bloed op.