Reading Online Novel

Inside Out(33)



We hoorden geschreeuw en luide stemmen.

Hij glimlachte. ‘Ja. En nu wegwezen.’ Hij wuifde me naar de verwarmingsbuis. ‘Mijn verhaal wordt er niet geloofwaardiger op als ze me hier met jou aantreffen.’

‘En die onderhoudssloof van daarnet?’

‘Die dekt me wel.’

Ik rende naar de buis en kroop erin. De Opper Cops hadden zich kennelijk voorbereid op hevige weerstand. Hun stemmen klonken verbaasd toen Cog zei dat hij met hen mee zou gaan. En inderdaad noemde de andere onderhoudssloof me niet – terwijl hij die informatie had kunnen gebruiken om een betere functie te krijgen. Dat bewees weer eens hoe uniek Cog was.

Liggend in die warme buis voelde ik me voor het eerst in lange tijd echt eenzaam.



Als Cog zich dan per se voor me wilde opofferen, kon ik op zijn minst snel mijn dienst gaan afmaken alsof er niets gebeurd was. Om de drie uur die ik had gemist in te halen voerde ik de snelheid van de trol op. En dat deed me weer aan Cog deed denken.

We hadden samen in de zorgeenheid gezeten. Mijn allervroegste herinneringen omvatten een verwarrende reeks nieuwe gezichten, overstuur zijn en een intens verlangen. Hoewel Cog tweehonderdachtenzestig weken ouder was dan ik, werd hij mijn vriend. Dankzij hem was het leven in de lawaaiige, chaotische zorgeenheid draaglijk geweest. Tot Cog zijn veertiende centiweek vierde en hij weg ‘mocht’ uit de zorgeenheid, waar ik achterbleef.

Ik had geweten dat hij zou vertrekken, maar ik had niet beseft hoe kapot ik ervan zou zijn. Hij was af en toe langsgekomen, en ik kon hem altijd bereiken, maar zijn nieuwe leven en vrienden namen hem in beslag. De overgang was groot, van mijn trouwe maatje naar iemand die ik maar eens in de twee weken een uur zag. Ik was behoorlijk van slag en daardoor een makkelijk doelwit van pesterijen.

De andere kinderen in de zorgeenheid begrepen me niet. Een leven in het buizenstelsel leek me beter dan continu gepest worden door iedereen om me heen. Zodra ik mijn veertiende centiweekviering had gehad, verliet ik de eenheid. Cog zocht me meteen op. Ik had me voorgenomen om me niet meer aan hem te hechten, of aan iemand anders, omdat ik die pijn niet meer wilde voelen. Maar Cog had het niet opgegeven.

En nu was hij weer verdwenen.

Ik liet de golven van verdriet over me heen spoelen. Ik was eenzaam en verlaten, en ik bereed mijn emoties zoals ik over het water surfte in een waterbuis, als ik me liet meevoeren door de vloeistof.

Uiteindelijk besefte ik dat het genoeg was geweest, vocht om mijn zelfbeheersing terug te krijgen, en won. Ik stopte het verdriet diep vanbinnen weg en concentreerde me weer op het heden. Mijn dienst was voorbij.

De schoonmaaktrol vertraagde zijn tempo omdat hij een bocht naderde. Een paar meter verderop was het luik dat toegang bood tot een onderhoudsruimte. Toen we daar waren, zette ik de trol stil en schoof het luik open. Ik tilde de trol uit de schacht en propte hem met de nodige moeite in een werkkast, klaar voor de volgende sloof.

Terwijl ik stond te bedenken of ik me zou verplaatsen via de buizen of de gangen, ging de deur open. Drie Opper Cops kwamen de kleine ruimte binnen.

Mijn hart verlangde onmiddellijke actie en gilde tegen mijn benen dat ze moesten rennen. Logica dwong mijn lichaam om die paniekerige commando’s te negeren. Ik maakte ruimte voor de nieuwkomers en ging wat dichter bij het luik staan, van plan om door de ventilatieschacht te ontsnappen als dat nodig was.

Een luitenant keek naar mijn werkpak en blote voeten. ‘Klaar met je dienst?’ Ik herkende die stem uit het kantoor van Karla. Luitenant Arno.

‘Ja, sir.’ Ik onderdrukte de trilling in mijn stem.

‘Je staat onder arrest.’

De trilling zakte naar mijn maag. ‘Waarom, sir?’

‘Omdat je hebt gelogen tegen hoofdcommandant Karla,’ beet hij me toe.

‘Gelogen, sir?’ Zo snel kon Cog toch niet zijn gezwicht? Tenzij… Ik durfde er niet aan te denken hoe vreselijk het voor Cog moest zijn geweest als hij had besloten Karla over mij te vertellen.

‘We weten dat je betrokken bent bij de verdwijning van Gebroken Man, hoewel je dat ontkend hebt. En je zult ons vertellen waar hij is.’ Zijn toon liet weinig ruimte voor twijfel.

De Opper Cop links van hem trok een paar handboeien van zijn riem. Ik schatte de afstand naar het luik in, maar aarzelde. Vluchten was iets wat schuldige personen deden, en ik – nou ja, ik was schuldig. Maar ik vertrouwde Cog. Zo snel kon hij niet door de knieën zijn gegaan.

Een van Arno’s apparaatjes begon te piepen. Hij pakte de zwarte communicator. ‘Ja?’

De Opper Cops wachtten, terwijl hij luisterde.

‘Weet je het zeker?’ Hij wierp me een vuile blik toe. ‘Goed dan. Ik kom eraan.’ Hij stopte het apparaat weer weg en zei tegen zijn maten: ‘Het lijkt erop dat dit sloofje echt onschuldig is.’ En toen zei hij tegen mij: ‘Je vriend Cogan heeft net bekend dat hij mijn agent zelf heeft gedood. Je bent vrij om te gaan… voorlopig.’