Reading Online Novel

Hoe de ijsvogel blauw werd(18)





Dankzij de duivelsbeten kunnen wij riet onderscheiden van de andere soorten uit de grassenfamilie. Steeds vaker worden helofytenfilters aangelegd die grotendeels uit riet en lisdodde bestaan om rivier- of slootwater te reinigen. Een helofytenfilter werkt als volgt: eerst stroomt het water langzaam in een ondiepe sloot waardoor chemische verontreinigingen en zware metalen naar beneden zakken. Af en toe wordt dat slik verwijderd en afgevoerd. Verder worden de oeverstroken breder en flauw aflopend gemaakt. In die natte strook groeien vooral riet en lisdodde, die de fosfaten en nitraten in hun stengels opnemen. In de winter wordt het riet gemaaid en afgevoerd. Schoon water stroomt dan de natuurgebieden in. Het voedselrijke water is nu armer aan voedingsstoffen, waardoor meer zuurstof in het water komt. Hierdoor groeien er minder wieren in het water. Dat is beter voor de meeste waterplanten en dieren: er komt meer diversiteit. Eigenlijk zouden deze filters overal moeten zijn, want het oppervlaktewater behoort schoon te zijn voor mensen (kinderen) en dieren. Deze filterstroken zijn ideaal voor amfibieën en vogels en vormen kraamkamers voor vissen. Zelfs in hartje Amsterdam liggen helofytenfilters in de grachten, zoals in de Lijnbaansgracht.





28 De regenboog


Hoe de regenboog is ontstaan

Hebt u zich wel eens afgevraagd waarom er zoveel kleuren in de regenboog zitten? Ruzie bij mensen en dieren kennen we allemaal, maar wist u dat de aanleiding tot het ontstaan van de regenboog gelegen is in gekrakeel tussen de kleuren van onze aardbol? In dit oude sprookje beëindigt de zon de ruzie.

Lang, heel lang geleden leefde er een koningin die gek was op kleuren. Daarom had ze in haar tuin alle mogelijke planten en bloemen met alle mogelijke kleuren bijeengebracht. En ze genoot ervan als het zonlicht met al die kleuren speelde! Wat vond ze het prachtig als de ochtendzon op het doorzichtige geel van de teunisbloem scheen. Wat juichte haar hart als het lentelicht op het tere groen van de ontluikende boomblaadjes viel. Maar het allermooiste vond ze wel het gespikkelde zonlicht op de witte schermen van het manshoge fluitenkruid onder het jonge bladerdak.

Toen ze op een mooie lentedag onder de jonge bladeren van de beuk liep die door de zon bijna in brand leek te staan, riep ze verrukt: ‘O, misschien is oranje wel de mooiste kleur als het door de zon beschenen wordt.’ Tot haar verbazing hoorde ze daarop een zacht en verdrietig stemmetje van de paarse wilde marjolein die zei: ‘Maar koningin, vindt u mijn paarse kleur niet mooier? Ik ben zo zacht, zo helder van kleur, ik lijk wel bijna lila als de zon mij verlicht. Is mijn kleur niet mooier dan het oranje van de lentebeuk?’ Verrast bukte de koningin zich naar de wilde marjolein en ze sprak glimlachend: ‘Ach, marjolein, eigenlijk vind ik alle kleuren mooi. Gelukkig dat er zoveel kleuren zijn, anders zou de wereld maar saai zijn.’

Maar de geest was uit de fles. Vanaf die dag ruzieden de kleuren uit de koninklijke tuin over de vraag wie de mooiste was. ‘Ik ben de belangrijkste,’ sprak groen hooghartig, ‘kijk om je heen, dan zie je dat groen de meest voorkomende kleur is.’ Daar moest geel heel hard om lachen: ‘Domkoppen, ik ben belangrijker! De zon is geel en zonder de zon is er geen leven mogelijk. En kijk maar eens goed om je heen, de meeste bloemen op de wereld zijn geel.’ ‘Wacht eens even,’ zei het water uit de vijver, ‘dan heb je toch niet goed gekeken. Ik kom het meeste voor. Kijk om je heen, het water is blauw, net als de zee, de rivieren en de lucht en vergeet ook niet alle blauwe bloemen.’ Daarop fluisterde paars: ‘Jullie mogen dan wel veel voorkomen, maar het gaat erom wie het mooiste is. Omdat ik zo teer en zeldzaam ben, denk ik dat ik de meest zuivere en mooiste kleur ben.’ Daarop begonnen alle kleuren door elkaar te schreeuwen, waarbij rood uitriep: ‘De mensen houden het meest van rood omdat zij in vervoering raken door mijn rode luchten ’s morgens bij zonsopgang en ’s avonds bij zonsondergang.’



Toen de kleuren even stil waren om op adem te komen, bemerkten ze tot hun schrik dat er inktzwarte onweerswolken dreigend kwamen opzetten. Ze wisten dat ze weldra gebukt zouden gaan onder het geweld van hagelbuien, striemende regens, bliksem en donder. Angstig kropen de kleuren bij elkaar om beschutting te zoeken tegen het naderende onheil. En juist op dat moment keek de zon net boven de donkere wolken uit en sprak luid: ‘Dwazen! Jullie zijn allemaal bijzonder, sterker nog, samen zijn jullie oogverblindend mooi!’ De kleuren keken naar elkaar en zagen dat de zon gelijk had: wat waren ze uniek, zo naast elkaar. Samen vroegen ze aan de zon om hen te behoeden voor verdere ruzies en hen te herinneren aan dit speciale moment. Dat wilde de zon wel, maar hij vond dat het wel heel bijzonder moest blijven. Daarom schijnt de zon alleen op een zeer speciale manier op de kleuren als er regen of onweer dreigt, waardoor de kleuren aan de hemel weerspiegelen als een ronde kleurrijke boog, die we regenboog zijn gaan noemen. En die schoonheid is slechts van korte duur.