Het Pantserhart(272)
Na het hardlopen had Mikael gedoucht en was hij naar boven gelopen voor het ontbijt. Hij had zich schrap gezet voor hij het ochtendblad omdraaide dat Ulla – zoals gewoonlijk – naast zijn bord had gelegd.
Bij gebrek aan een foto van Sigurd Altman, alias de Aanbidder, hadden ze een foto afgedrukt van wachtcommandant Skai. Hij stond met zijn armen over elkaar geslagen voor zijn kantoor. Met een groene hoed op met een brede rand, net als zo’n verrekte berenjager. De kop luidde: aanbidder gearresteerd? En daarnaast, boven een foto van een gele, vernielde sneeuwscooter: nieuw lijk gevonden bij ustaoset.
Bellman had zijn blik razendsnel over de tekst laten gaan op zoek naar de woorden ‘nationale recherche’ of – nog erger – zijn eigen naam. Niets op de voorpagina. Mooi.
Hij had de pagina opgezocht waarnaar werd verwezen en daar was het, met foto en al:
De leider van de nationale recherche, Mikael Bellman, zegt in een korte reactie dat hij geen mededelingen wil doen tot de Aanbidder is verhoord. En dat hij niets te zeggen heeft op het feit dat het nu net de wachtcommandant van Ytre Enebakk was die de verdachte heeft gearresteerd.
‘In het algemeen kan ik zeggen dat politiewerk, teamwork is. Bij de nationale recherche vinden we het niet belangrijk wie met de eer kan gaan strijken.’
Dat laatste had hij niet moeten zeggen. Dat was een leugen, zou worden opgevat als een leugen en stonk ongelooflijk naar een slechte verliezer.
Maar het was niet zo erg. Want als het klopte wat Johan Krohn, de strafrechtadvocaat, hem de dag ervoor door de telefoon had verteld, dan kreeg Bellman een gouden mogelijkheid om alles recht te zetten. Ja, meer dan dat. Om met de eer te gaan strijken. Hij wist dat de prijs die Krohn zou verlangen hoog zou zijn, maar ook dat hij niet degene was die moest betalen. Maar die verrekte berenjager. En Harry Hole en de afdeling Geweld.
Een cipier hield de deur van de bezoekersruimte open en Mikael Bellman liet Johan Krohn voorgaan. Aangezien het om een gesprek ging – en niet om een formeel verhoor – had Johan Krohn erop gestaan dat het op zo neutraal mogelijk terrein zou plaatsvinden. Het was uitgesloten dat de Aanbidder de districtsgevangenis van Oslo, waar hij een van de suitecellen had, kon verlaten, dus Krohn en Bellman hadden besloten tot de bezoekersruimte, die gebruikt werd voor privébezoeken van de gedetineerde en zijn familie. Geen camera’s, geen microfoons, slechts een gewone kamer zonder ramen waar men met een gehaakt kleedje op tafel en een staartklok aan de muur een halfslachtige poging had gedaan om het gezellig te maken. Meestal kregen geliefden hier de gelegenheid elkaar te zien en de vering van de versleten, met sperma bevlekte sofa was zo aftands dat Bellman kon zien dat Krohn helemaal in de stof verdween toen hij ging zitten.
Sigurd zat op een stoel aan één kant van de tafel. Bellman ging op de andere stoel zitten zodat hij en Altman ongeveer op dezelfde hoogte kwamen. Altmans gezicht was mager, met diepliggende ogen en een markante mond met vooruitstekende tanden, waardoor Bellman moest denken aan de foto’s van de uitgemergelde Joden uit Auschwitz. Of aan het monster uit Alien.
‘Gesprekken als dit zijn niet volgens het boekje,’ zei Bellman. ‘Ik wil daarom benadrukken dat er geen notities gemaakt mogen worden en dat er niets van wat hier wordt gezegd naar buiten wordt gebracht.’
‘Tegelijkertijd wil ik een garantie dat de voorwaarden voor een bekentenis worden ingewilligd door de aanklagende partij,’ zei Krohn.
‘Je hebt mijn woord,’ zei Bellman.
‘Daar dank ik nederig voor. Wat hebben jullie verder nog?’
‘Verder?’ Bellman lachte een beetje grimmig. ‘Wat wil je dat ik doe? Een schriftelijke afspraak ondertekenen?’ Die verrekte arrogante advocaat.