Het Pantserhart(270)
‘Hut?’
‘Ik zag dat je de koffie afbestelde, Rath, en dat is prima, ik heb net zo weinig tijd als jij. Ik weet dat jouw zaak bij Economische Delicten is geseponeerd, maar het kost me slechts één telefoontje om de zaak te heropenen. Het is niet zeker dat ze deze keer wel iets vinden, maar ik beloof je dat het je meer tijd zal kosten om de documenten die ze van je zullen verlangen op te zoeken dan de tijd die het kostte om een hut voor je collega, vriend en zielsverwant Tony Leike te bouwen.’
Het enige talent van Jens Rath was dat hij sneller en preciezer dan de meeste andere mensen kon berekenen wat iets hem opleverde. Het kostte hem ongeveer een seconde om het antwoord te vinden op deze rekensom.
‘Goed.’
‘We vertrekken morgen om negen uur ’s ochtends.’
‘Hoe…’
‘Op dezelfde manier als het materiaal daarheen is gebracht. Per helikopter.’ De politieman stond op.
‘Nog even een vraag: Tony was altijd verdomd goed in het geheimhouden van de hut, ik geloof dat zijn verloofde Lene er niet eens van op de hoogte was. Dus hoe…?’
‘Een factuur uit Geilo voor bouwmateriaal plus een foto van jullie drieën in werkkleding zittend op een stapel planken voor een helikopter.’
Jens Rath knikte even. ‘Stom. De foto.’
‘Wie heeft die trouwens genomen?’
‘De piloot. Voordat we uit Geilo vertrokken. En het was Andreas’ idee om die met het persbericht mee te sturen toen we het kantorencomplex openden. Hij vond dat het cooler was om een foto van ons in werkkleding te gebruiken dan een in pak en met stropdas. En Tony wilde dat wel, want nu leek het of hij eigenaar was van die helikopter. Hoe dan ook, de financiële pers gebruikte die foto lange tijd.’
‘Waarom hebben Andreas of jij niets gezegd over die hut toen Tony als vermist werd opgegeven?’
Jens Rath trok zijn schouders op. ‘Begrijp me niet verkeerd, we zijn er net zo op gebrand als jullie dat Tony weer opduikt. We hebben in Congo een project dat binnenkort naar de kloten gaat als hij er geen tien verse miljoenen in pompt. Maar als Tony verdwijnt, gebeurt dat altijd omdat hij dat wil. Hij redt zich wel, hij was immers huursoldaat. Ik gok dat Tony nu ergens met een drankje zit, samen met een of ander exotisch wild beest van een dame aan zijn arm, en grijnst omdat hij het zo goed voor elkaar heeft.’
‘Hm,’ zei Harry. ‘Ik neem dan maar aan dat dat wilde beest zijn middelvinger heeft afgebeten. Fornebu om negen uur morgenochtend.’
Jens Rath bleef de politieman na staan kijken. En hij vroeg zich af waarom hij niet alleen zweette, maar zelfs voelde dat het in straaltjes langs zijn rug liep.
Toen Harry terugkwam in het Rikshospital zat Søs daar nog steeds. Ze zat in een tijdschrift te bladeren en at een appel. Hij keek naar de groep gieren. Er waren bloemen bij gekomen.
‘Je ziet er moe uit, Harry,’ zei ze. ‘Je moet naar huis.’
Harry bromde. ‘Jij kunt nu wel gaan. Je hebt hier al een hele tijd alleen gezeten.’
‘Ik was niet alleen,’ zei ze en ze lachte geheimzinnig. ‘Raad eens wie er kwam?’
Harry zuchtte. ‘Het spijt me, Søs, ik heb vandaag genoeg gegokt.’