Reading Online Novel

Gijp(42)



De enige die niet zo rustig en relaxed is, is René van der Gijp zelf. De entree van drie mensen in zijn huis, noemt hij ‘gedoe’ en ‘een hele expeditie’. Het is ook een forse inbreuk op de rust die hier normaal heerst, want er zijn dagen dat René van der Gijp nauwelijks praat. ‘Maar is dat zo gek dan?’, zegt hij daarover. ‘Als ik naar de supermarkt rij, zie ik al die mensen met elkaar kletsen. Maar de helft hoort elkaar helemaal niet. Het is negen van de tien keer eenrichtingsverkeer, een zoektocht naar erkenning. Nou, dat heb ik niet nodig, erkenning. Daarom praat ik soms dagen nauwelijks. Ik zou ook niet weten wat ik moet zeggen in zo’n supermarkt.’

René van der Gijp heeft het imago van iemand die een open boek is. In werkelijkheid valt het niet mee om hem zijn diepere zielenroerselen te ontfutselen. Zelfs de ervaren interviewer Fons de Poel lukt het zelden zijn gesprekspartner langere tijd serieus van toon te houden. Niet dat hij het niet probeert, maar zodra het onderwerp al te persoonlijk wordt, is René van der Gijp plotseling weer net zo ongrijpbaar als hij vroeger als voetballer was. Dan wordt hij kortaf of algemeen (‘er zit weinig kwaad in mij Fonsie, ik zweer het je’) of kapt hij de zaak voortijdig af met een grap.

‘Wat is geluk voor jou?’, vraagt De Poel halverwege de middag op een zo plechtig mogelijke toon.

Van der Gijp: ‘Dat mijn omgeving, mijn kindjes, mijn vriendjes, gezond blijven en het naar hun zin hebben. En volgens mij is dat nu wel het geval. Alhoewel, Rob heeft nu griep. Hopelijk niet de Mexicaanse. Toch? Fonsie?’

Pas aan het einde van de middag, als cameravrouwtje en geluidsmannetje elke hoek van het huis hebben vastgelegd, komt er een einde aan het gesprek en stelt Fons de Poel de hamvraag nog maar een keer:

‘Ben jij gelukkig?’

Van der Gijp: ‘Ja, Fonsie, weet je wat het is? Ik heb geen enkele reden om het niet te zijn. Als ik het niet zou zijn, zou ik walgen van mezelf. Dan zou ik over mijn nek gaan, als ik niet gelukkig was. Als ík al somber ben! Dat kan toch niet? Ik heb per dag 34 aanvragen voor lezingen, zit aan zo’n tafeltje een beetje over voetbal te kletsen en als ik dan buiten kom zeggen mensen: goh, wat doe je dat leuk. Je kunt wel denken: waar heb ik het allemaal aan te danken? Maar je kunt er ook van genieten. En dat doe ik. Het gaat nu lekker met mij. Voor hetzelfde geld komt in juni de wind van de andere kant.’

Op de zes banden aan ruw materiaal die er die dag is opgenomen, staat ook een interview met Casper van Eijck. Fons de Poel bezoekt hem in het ziekenhuis. De oncoloog spreekt bijna met vertedering over zijn beste vriend. Hij noemt hem ‘een bijzonder aparte man.’ Van Eijk: ‘Hij is totaal anders dan veel andere mensen. René heeft een gave tot relativeren die ongeëvenaard is. Dat verklaart ook deels onze band. We komen allebei uit totaal verschillende richtingen, maar voor allebei geldt dat we af en toe behoefte hebben om te relativeren. Het vermogen om aan te voelen wat wel en niet belangrijk is in het leven, daar heeft René een bepaalde gave in. Hij wordt soms gezien als de clown in de voetbalwereld. Dat is jammer, want als je iets beter luistert, merk je dat hij waarheden als een koe vertelt. Ik heb tegen veel bestuursleden gezegd: neem hem als technisch adviseur. Hij is zo gek niet. Hij praat niet alleen maar onzin. Hij kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het beleid van een club, daar ben ik van overtuigd.’

Als De Poel van de professor wil weten of René van der Gijp intelligent is, zegt deze: ‘René heeft sociale vaardigheden die hem voor mij bestempelen als een intelligent iemand. Die kun je gerust een witte jas aantrekken en de mensen laten verzorgen. Weet ik zeker. Hij zal niks geks doen. René is goed voor de mensen. Ik vind zijn betrokkenheid bij zijn omgeving ontroerend. René heeft een groot inlevingsvermogen. Hij probeert zich altijd helemaal in je te verplaatsen. Door bij problemen met je mee te voelen, weet hij je snel weer de moed te geven om verder te gaan. Ik vind dat er veel wijsheid in René zit.’

Het is duidelijk: Casper van Eijck en René van der Gijp zijn dikke vrienden. Ze bellen elkaar elke dag, maar over echte privézaken wordt zelden gesproken. ‘Ik heb het met René weleens heel globaal gehad over dat samenwonen. Ik heb daar verder geen oordeel over. Hij leidt het leven zoals hij leidt. Je kunt zeggen dat hij in een cocon leeft, maar ik denk dat hij daar ook zijn redenen voor heeft. René heeft heel veel behoefte aan rust om tot zichzelf te komen. Hij moet zich telkens opladen.’

Het vaderschap komt tussen de twee vrienden weleens ter sprake, maar ook niet vaak. ‘We praten er wel over, maar het is niet altijd gemakkelijk. Hij voelt natuurlijk wel dat hij dat vaderschap niet kan invullen zoals zijn vrouw of zijn kinderen dat van hem verwachten. Maar René vult dat in vanuit zijn hart, op zijn manier. Volgens mij moet je daar geen waardeoordeel over geven. Ik merk wel dat hij het misschien liever af en toe anders zou doen, maar dat is niet altijd mogelijk.’