Geen tijd voor een kus(37)
Bij de cottage aangekomen bleven ze staan, maar Sams ‘Mijn bed is een kingsize’ won. Binnen nam hij de tijd. Langzaam maakte hij de rits van haar jurk en de haakjes van de halssluiting open. Terwijl de zwarte stof om haar voeten viel, dronk hij haar schoonheid in.
Maar ogen waren niet genoeg en al gauw gleden zijn handen over haar schouders, borsten, heupen en dijen. Het was alsof hij haar opnieuw leerde kennen.
‘Jouw beurt,’ fluisterde ze schor, en met bevende vingers probeerde ze de knoopjes van zijn overhemd los te maken. Had hij maar beter geluisterd toen ze had verteld waarom ze niet wilde trouwen. Dit was hemels: Meg, gekleed in slechts een slipje, die hem met bevende handen uitkleedde.
‘Ik vrees dat ik je hulp nodig heb.’ Ze prutste aan de gesp van zijn riem, maar het lukte haar niet hem open te maken.
Moest hij haar helpen of niet? Hij wist het niet. Hij wilde zich niet haasten, deze vrijpartij moest speciaal zijn. Uiteindelijk hielp hij haar toch met de riem en de rits waarachter zijn erectie vocht om vrijheid.
Zat er een bromvlieg in de kamer?
Ze hield op. Zijn broek hing op zijn heupen en ze zocht in zijn broekzak.
‘Je pieper! Zit hij in je broekzak of aan je riem?’
Geen bromvlieg dus!
Hij trok zijn broek op en haalde de pieper uit de zak. ‘Het ziekenhuis,’ zei hij, en hij liep naar de telefoon.
‘Ik ga met je mee.’ Haar reactie liet geen seconde op zich wachten. Ze trok haar jurk omhoog en drukte hem tegen haar borsten.
‘Toch niet in die jurk, hoop ik?’ zei hij.
Ondeugend glimlachend haastte ze zich de kamer uit. ‘Pik me buiten maar op.’
Toen hij de auto naar buiten reed, kwam ze terug in jeans en T-shirt. Geen beha, daar moest hij haar nog op aanspreken. Het was al erg dat andere mannen haar tepels konden zien, maar nog erger was het dat het hem vreselijk opwond, en dat kon niet tijdens het werk.
‘Gaan we niet naar het ziekenhuis?’ vroeg ze toen hij langs de Esplanade reed.
‘Nee, naar de werf,’ antwoordde hij kortaf. ‘Een van die grote trimarans die dinercruises doen is ergens tegenop gebotst. De berichten zijn onvolledig, maar men gaat uit van een kleiner schip. Het is niet bekend hoeveel mensen er in het water liggen.’
‘Is er al iemand bij?’
‘Ja, de kustwacht. Boten van vrijwilligers en vissers uit de omgeving brengen drenkelingen naar de werf, waar ambulances en ziekenhuispersoneel staan te wachten. Er ligt een trawler klaar die ons en een paar ervaren duikers naar de plek van het ongeval zal brengen. Er zitten schijnwerpers op om de omgeving af te zoeken.’
‘Duikers? Is de boot dan gezonken? Beide boten?’
‘Dat lijkt er wel op,’ zei hij, terwijl ze het haventerrein op draaiden.
In het felle licht van schijnwerpers zag ze de overalls van het ambulancepersoneel in de chaos van brancards met natte, bleke patiënten. Ze herkende drie verpleegsters, een handvol vrijwilligers, en Pete en Kristianne.
‘Niet kijken,’ waarschuwde hij, terwijl hij stopte. Hij stapte uit en duwde haar haastig naar de trawler, die met ongeduldig brommende motor lag te wachten.
Op de loopplank kwam de geur van vis en zoute netten haar tegemoet. Zodra ze aan boord waren, voeren ze weg.
‘Er zitten lampen in de mast,’ zei de dekmatroos tegen Sam. Hij vertelde dat het ongeluk in het breedste gedeelte van de baai had plaatsgevonden, vijftien minuten uit de kust.
In de hut waren twee duikers bezig hun wetsuits aan te trekken. In hun zwarte pakken leken ze meer op reizigers van een verre planeet dan op gewone mannen. Uit de boordradio klonken krakerig aanwijzingen, maar het antwoord van de schipper ging verloren in het gebrul van de motor. Even later zagen ze de lichten van een aantal kleinere boten rondom het schip van de kustwacht.
‘De Stingray en de grote kruiser VMO 260 kunnen blijven om drenkelingen terug te brengen naar de kust, maar de rest moet hier weg.’ Helder schalde het bevel over het water. De kustwacht gebruikte een megafoon.
Toen er niets gebeurde, klonk de luide, mechanische stem opnieuw. ‘De politie kan elk moment arriveren. Als jullie, afgezien van deze twee, dan nog steeds hier zijn, worden jullie gearresteerd.’
Meg betwijfelde of de waterpolitie de bemanning van zeven boten zou arresteren, maar de dreiging leek effect te hebben. Motoren werden gestart en de kleine bootjes met vaak maar één of twee personen aan boord voeren weg om ruimte te maken. Die avond hadden ze niet veel vis gevangen, maar ze gingen wel naar huis met groot nieuws.
De grote trawler manoeuvreerde langszij de boot van de kustwacht, en de twee duikers stapten samen met Meg en
Sam over. De dekmatroos gaf een paar lichtgewicht brancards uit de SES-uitrusting aan en wat eerstehulpspullen. Iemand van de kustwacht pakte ze aan. Er werd snel en efficiënt gewerkt. Daarna werd de trawler naar de andere kant van de gezonken boten gestuurd.